ECLI:NL:HR:2019:1168

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
18/01357
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over samenwerkingsovereenkomst en onrechtmatige daad tussen vereniging, holding en projectvennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een samenwerkingsovereenkomst tussen een vereniging, een holding en een projectvennootschap. De centrale vraag was of de leden van de vereniging partij waren bij de samenwerkingsovereenkomst en of de holding en de projectvennootschap onrechtmatig hadden gehandeld jegens deze leden door de overeenkomst niet na te komen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355, en concludeert dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt, omdat het principale beroep faalt. De kosten van het geding in cassatie worden toegewezen aan de verweerders, Raedthuys c.s., die in totaal € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris vorderen, vermeerderd met wettelijke rente indien de eisers deze kosten niet binnen veertien dagen voldoen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/01357
Datum12 juli 2019
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,
3. De vennootschap onder firma [eiseres 3] ,
4. De vennootschap onder firma [eiseres 4] ,
5. De vennootschap onder firma [eiseres 5] V.O.F.,
6. [eiser 6] ,
7. De vennootschap onder firma [eiseres 7] ,
8. De vennootschap onder firma [eiseres 8]
,
9. De maatschap [eiseres 9] ,
10. [eiser 10] ,
11. De besloten vennootschap [eiseres 11] B.V.,
allen wonende of gevestigd te [plaats] ,
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna gezamenlijk : [eisers] ,
advocaten: mr. N.E. Groeneveld-Tijssens en mr. A.C. van Schaick,
tegen
1. De besloten vennootschap RAEDTHUYS BIO-ENERGIE HOLDING B.V.,
gevestigd te Enschede,
2. [de Vereniging] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: Raedthuys c.s.,
advocaat: mr. J. van der Beek.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/01/294304/HA ZA 15-399 van de rechtbank Oost-Brabant 21 oktober 2015 en 4 mei 2016;
b. het arrest in de zaak 200.196.654/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 januari 2018.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Raedthuys c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Raedthuys c.s. begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 juli 2019.