ECLI:NL:HR:2019:1140

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
18/00266
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-publicatie jaarrekening door rechtspersoon en de gevolgen voor strafbaarheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een rechtspersoon die niet heeft voldaan aan de verplichting om de jaarrekening te publiceren, zoals voorgeschreven in artikel 2:394 van het Burgerlijk Wetboek. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaten D.G.J. Sanderink en D. Greven, heeft cassatie ingesteld tegen het eerdere oordeel van het hof. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de weigering om de jaarrekening te publiceren voortkwam uit de wens om de financiële gegevens van de rechtspersoon en de betrokken natuurlijke personen niet openbaar te maken voor de kleine gemeenschap van Genemuiden, waar de B.V. is gevestigd. Dit roept de vraag op of de artikelen 7 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in de weg staan aan de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten als strafbaar.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00266
Datum9 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, Economische Kamer, van 22 december 2017, nummer 21/002186-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben D.G.J. Sanderink, advocaat te Enschede, en D. Greven, advocaat te Borne, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman Sanderink heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juli 2019.