Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een rechtspersoon die niet heeft voldaan aan de verplichting om de jaarrekening te publiceren, zoals voorgeschreven in artikel 2:394 van het Burgerlijk Wetboek. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaten D.G.J. Sanderink en D. Greven, heeft cassatie ingesteld tegen het eerdere oordeel van het hof. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de weigering om de jaarrekening te publiceren voortkwam uit de wens om de financiële gegevens van de rechtspersoon en de betrokken natuurlijke personen niet openbaar te maken voor de kleine gemeenschap van Genemuiden, waar de B.V. is gevestigd. Dit roept de vraag op of de artikelen 7 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in de weg staan aan de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten als strafbaar.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.