Uitspraak
1.Procesgang in cassatie
2.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een herstelarrest van de Hoge Raad, waarin de eerder opgelegde straf aan de verdachte werd vernietigd wegens overschrijding van de redelijke termijn en het overschrijden van het strafmaximum. De verdachte was eerder door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf voor onder andere poging tot doodslag. De Hoge Raad had in een eerder arrest van 26 april 2016 de straf al verminderd, maar had abusievelijk niet vastgesteld dat de opgelegde straf het wettelijk maximum overschreed. De Procureur-Generaal wees de Hoge Raad in juni 2019 op deze omissie, waarna de Hoge Raad besloot deze te herstellen. De Hoge Raad oordeelde dat de maximale straf voor de bewezen feiten dertien jaar en vier maanden bedroeg, en dat de opgelegde straf van achttien jaar niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de straf verminderd tot dertien jaren en twee maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 9 juli 2019, waarbij de eerdere uitspraak van het Gerechtshof uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf is vernietigd.