In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2019 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie dat was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die was opgelegd aan [A] te [Q]. De Rechtbank Gelderland had op 25 juni 2018 uitspraak gedaan in deze kwestie, met nummer AWB 17/5847. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie was ingediend namens [A], maar dat de indiener niet de vereiste volmacht had overgelegd. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk van de volmacht of een verklaring van instemming te overleggen. Dit verzoek was op 16 juli 2018 per aangetekende brief verzonden en volgens de gegevens van PostNL was deze brief afgeleverd. Aangezien de gevraagde machtiging of verklaring niet was overgelegd, concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.