ECLI:NL:HR:2019:1091

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
18/02948
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2019 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie dat was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die was opgelegd aan [A] te [Q]. De Rechtbank Gelderland had op 25 juni 2018 uitspraak gedaan in deze kwestie, met nummer AWB 17/5847. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie was ingediend namens [A], maar dat de indiener niet de vereiste volmacht had overgelegd. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk van de volmacht of een verklaring van instemming te overleggen. Dit verzoek was op 16 juli 2018 per aangetekende brief verzonden en volgens de gegevens van PostNL was deze brief afgeleverd. Aangezien de gevraagde machtiging of verklaring niet was overgelegd, concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/02948
Datum5 juli 2019
ARREST
op het door
[X]te
[Z]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 25 juni 2018, nr. AWB 17/5847, op het verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aan [A] te [Q] opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [A] te [Q] .
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen vier weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 16 juli 2018 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was namens [A] beroep in cassatie in te stellen, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.