ECLI:NL:HR:2019:1090
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 13 april 2018, waarin het verzet van de belanghebbende tegen een uitspraak over kosten van vervolging werd behandeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 19 oktober 2018 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
De griffier heeft de belanghebbende op 21 november 2018 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die de belanghebbende in haar brief van 19 december 2018 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende grond beschouwd om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.