Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 11 december 2017, met nummer RK 17/006367. De klaagster, geboren in 1992, heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 1:37 van de Algemene Douanewet. Dit klaagschrift betreft een beslag op een auto die kennelijk was ingericht om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. De klaagster heeft in cassatie middelen voorgesteld via haar advocaat P.H.L.M. Souren, die de ongegrondverklaring van het beklag aanvecht, met name de afwijzing van een geldelijke tegemoetkoming en het niet oproepen van de inspecteur van de Douane.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Rechtsvordering, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 9 juli 2019 het beroep verworpen, waarbij de beschikking is gegeven door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.