ECLI:NL:HR:2019:1065

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
17/03720
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met valse sleutel van geldkoffer uit muurkluis door geldtransporteur

In deze zaak gaat het om een geldtransporteur die is veroordeeld voor het medeplegen van diefstal met behulp van een valse sleutel van een geldkoffer met € 228.000,-. De koffer was weggenomen uit een muurkluis van het beveiligingsbedrijf G4S en/of de ING Bank. De verdachte wordt beschuldigd van het programmeren van twee klantsleutels in het geldtransportvoertuig, waarmee de plofkofferkop van de geldkoffer kon worden geopend. De verdediging heeft verzocht om tegenonderzoek naar de loggegevens van de plofkofferkop, maar het Hof heeft dit verzoek afgewezen zonder het toetsingskader voor een eerlijke procesvoering in acht te nemen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het verzoek tot tegenonderzoek niet noodzakelijk was, gezien de onregelmatigheden in de loggegevens die door de verdediging zijn aangevoerd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03720
Datum2 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 juli 2017, nummer 22/000721-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft A.G.M. Lieshout, advocaat te Utrecht, een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1
Het middel klaagt onder meer dat het Hof het verzoek tot het doen van het door de verdediging verlangde tegenonderzoek ontoereikend gemotiveerd heeft afgewezen.
2.2.1
Het gaat in de onderhavige zaak om een geldtransporteur die is veroordeeld wegens het medeplegen van diefstal met behulp van een valse sleutel van een geldkoffer met daarin € 228.000,-. Deze koffer was weggenomen uit een muurkluis van het beveiligingsbedrijf G4S en/of de ING Bank. De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in zijn hoedanigheid van geldtransporteur ervoor heeft zorggedragen dat de geldkoffer kon worden ontdaan van het deksel (de zogenoemde plofkofferkop), door vooraf in het geldwaardetransportvoertuig twee (fysieke) klantsleutels - waarmee de plofkofferkop kon worden verwijderd - met behulp van een bijbehorende code te programmeren, waardoor deze sleutels werden vrijgegeven: één sleutel die was toegewezen aan de ING Bank (sleutelgroep 2) en een extra sleutel met code 74117 (sleutelgroep 3). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard wél de ‘ING-sleutel’ te hebben geprogrammeerd, maar niet een extra sleutel. In verband daarmee heeft de verdediging een verzoek gedaan tot een onderzoek naar de loggegevens van de plofkofferkop.
2.2.2
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank in deze zaak ter zake van de bewijsvoering bevestigd met aanvulling van gronden. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
“op 31 december 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een muurkluis van de ING bank heeft weggenomen een geldkoffer (inhoudende 228.000 euro), toebehorende aan G4S en/of ING Bank, waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
- met behulp van een plugsleutel ( [… ] ), behorende bij klantcode 74117 , waartoe hij, verdachte, en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren, de plofdeksel van voornoemde geldkoffer in voornoemde muurkluis te verwijderen en vervolgens
- voornoemde geldkoffer (inhoudende 228.000 euro) uit voornoemde muurkluis weg te nemen.”
2.2.3
Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft de Rechtbank het volgende overwogen:
“3.1 Inleiding
Op 31 december 2012 te Rotterdam is tijdens een waardetransport een geldkoffer met inhoud weggenomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of en, zo ja, op welke wijze verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de loggegevens uit de achtergebleven plofkofferkop. Verdachte heeft in de geldwagen een valse code geprogrammeerd, welke code kort daarna buiten de auto door een derde is gebruikt om de koffer onrechtmatig te openen en de onderkant van de koffer met het geld vervolgens mee te nemen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat - kort gezegd - het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Niet kan worden vastgesteld dat de sleutel waarmee de koffer is opengemaakt (met code 74117 ) in de auto is geprogrammeerd. Verdachte ontkent deze sleutel te hebben ingevoerd en uit het dossier blijkt niet dat hij deze code kende. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van het uitleesrapport van de plofkofferkop betwist, omdat bepaalde regelnummers dubbel geregistreerd lijken te zijn.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Namens G4S is aangifte gedaan van diefstal tijdens een waardetransport van een bedrag van € 228.000,-, gepleegd op 31 december 2012 aan de Mathenesserlaan te Rotterdam. Op deze dag is een geldkoffer weggenomen van een geldtransport van G4S . De bestuurder van het geldtransportvoertuig, [betrokkene 1] , heeft verklaard dat hij een jonge man op een scooter zag wegrijden. Deze man had de geldkoffer tussen zijn benen. Verdachte, werknemer van G4S , heeft verklaard dat hij een door hem gesloten en geprogrammeerde geldkoffer in de muurkluis heeft gezet, dat hij vervolgens de ING bank is binnengelopen en dat de geldkoffer door een man op een scooter is meegenomen. In de muurkluis van de ING bank is het deksel van de geldkoffer (hierna: plofkofferkop) aangetroffen.
De plofkofferkop (serienummer [… ] ) is uitgelezen door Mactwin Security Specials de fabrikant van het deksel. Uit de logregels blijkt het volgende:
1014 25-1-2000 4:01:19 1010 Klant sleutel groep 2 geprogrammeerd
1015 25-1-2000 4:01:19 1011 Klant sleutel groep 3 geprogrammeerd
1016 25-1-2000 4:01:19 4000 Koffer is gesloten
1017 25-1-2000 4:07:35 UNIT Sleutel nummer: 74117
1018 25-1-2000 4:07:35 1032 Koffer geopend door ingetoetste Klantsleutel
Uit de omgerekende tijden blijkt dat de logregels zien op 31 december 2012. De logregels 1014 tot en met 1016 zijn gedateerd op 13:06:30 uur. De logregels 1017 en 1018 zijn gedateerd op 13:12:46 uur.
De plofkofferkop is daarna onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI). Het NFI heeft een uitdraai van het gebeurtenisgeheugen uit de plofkofferkop aangeleverd gekregen. De plofkofferkop is opengemaakt en de geheugenchips zijn verwijderd en uitgelezen. De direct uit de geheugenchips gelezen gegevens zijn vergeleken met het aangeleverde gebeurtenisgeheugen. De vergelijking van de gegevens uit de geheugenchips met het aangeleverde gebeurtenisgeheugen heeft geen aanwijzingen gegeven die erop duiden dat het aangeleverde gebeurtenisgeheugen een onjuiste weergave is van het gebeurtenisgeheugen van de plofkofferkop. Het onderzoek door het NFI heeft geen aanwijzingen opgeleverd die duiden op manipulatie van de plofkofferkop. Het NFI concludeert dat de onderzoeksbevindingen veel waarschijnlijker zijn onder de hypothese dat de plofkofferkop is losgemaakt met behulp van een sleutel met nummer 74117 dan onder de hypothese dat de plofkofferkop op een andere wijze is losgemaakt.
De routeplug met nummer [… ] en code 74117 is op 20 augustus 2009 als vermist opgegeven bij G4S . [betrokkene 2] heeft verklaard dat de plug van de ING aan het Mathenesserplein valt binnen klant groep 2. De vermiste plug met code 74117 valt binnen klant groep 3.
R.L.H. Bijland, technisch directeur Mactwin Security Specials , heeft ter terechtzitting verklaard dat het systeem bestaat uit een kop en een programmeerunit. De programmeerunit zit in het voertuig. Met die unit kan geprogrammeerd worden met welke sleutel of sleutels de kop kan worden geopend. Als de kop vervolgens op de box geklikt wordt, kan de kop worden geopend met de sleutels die geprogrammeerd zijn of met de programmeerunit in het voertuig. Als de programmeerunit in de auto wordt gebruikt, wordt de kop gereset en worden de geprogrammeerde sleutels gewist. Bijland heeft verklaard dat als de koffer is geopend met sleutel 74117 , deze sleutel dan ook geprogrammeerd moet zijn.
R.M. van der Knijff, forensisch onderzoeker bij het NFI, heeft ter terechtzitting verklaard dat het NFI een uitdraai van het gebeurtenisgeheugen aangeleverd kreeg. Het NFI heeft zelf de gegevens uit de plofkofferkop uitgelezen en omgezet naar leesbare informatie. Dit is vergeleken met het aangeleverde gebeurtenisgeheugen. Van der Knijff heeft verklaard dat er tussen het aangeleverde gebeurtenisgeheugen en de eigen uitgelezen gegevens niet direct verschillen waren. Van der Knijff heeft verklaard dat het gebeurtenisgeheugen een duidelijk tijdstip geeft voor de handelingen en dat de tijdsregistratie gevalideerd is met behulp van experimenten. Van der Knijff heeft verklaard dat er geen aanwijzingen zijn dat de fabrikant de gegevens gemanipuleerd heeft.
De rechtbank gaat uit van de betrouwbaarheid van de door de fabrikant uitgelezen logregels uit de plofkofferkop. Hoewel er op een aantal plaatsen dubbele regels voorkomen, doet dit geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de logregels. De gegevens zijn door het NFI gevalideerd en dat onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat de gegevens gemanipuleerd zijn.
Op basis van de logregels stelt de rechtbank vast dat de weggenomen geldkoffer is geopend met een sleutel met code 74117 . Nu de geldkoffer met deze sleutel is geopend, moet deze sleutel ook geprogrammeerd zijn. In de logregels zijn de laatste handelingen voor het sluiten van de geldkoffer te zien: er zijn twee sleutels geprogrammeerd, waaronder een sleutel uit klant sleutel groep 3, waartoe de sleutel met code 74117 behoorde. Het programmeren van sleutels kan alleen plaatsvinden met behulp van een programmeerunit. Deze programmeerunit zit in het voertuig, in dit geval het waardetransportvoertuig van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de plofkofferkop heeft geprogrammeerd, maar hij ontkent de sleutel 74117 te hebben ingevoerd. Zijn verklaring wordt echter weerlegd door de logregels, waaruit blijkt dat deze code is gebruikt en dus ook moet zijn ingevoerd. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte de sleutel 74117 en een tweede sleutel heeft geprogrammeerd. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat verdachte deze sleutel per ongeluk of door een fout heeft ingevoerd.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte welbewust de sleutel 74117 in de geldkoffer heeft geprogrammeerd, terwijl hij daar niet toe gerechtigd was. Hij heeft de geldkoffer buiten in de muursluis gezet, waaruit deze kort daarna is meegenomen door een man op een scooter. De rechtbank is, gelet op deze gang van zaken, van oordeel dat verdachte een vooropgezet, gezamenlijk plan moet hebben gehad met de man op de scooter en mogelijk ook met anderen om de diefstal mogelijk te maken. Er is sprake van een gezamenlijke uitvoering van het plan, waarbij verdachte de afgesproken sleutel heeft geprogrammeerd, waarna de man op de scooter de plofkofferkop heeft kunnen verwijderen en de koffer met het geld mee heeft kunnen nemen. De rechtbank stelt daarmee vast dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en (in ieder geval) de man op de scooter, waarbij de rol van verdachte essentieel was, omdat hij als enige de sleutel kon programmeren.”
2.3.1
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“De software van de plofkofferkop geeft niet aan welke sleutel geprogrammeerd wordt doch slechts tot welke klantgroep de geprogrammeerde sleutel behoort.
(...)
Er is bij het G4S op 20 augustus 2009 een sleutel met nummer 74117 zoekgeraakt.
De Rechtbank, in haar vonnis van 13 februari 2017 in navolging van het openbaar ministerie, acht bewezen dat mijn cliënt in de geldtransportwagen de code 74117 heeft ingetoetst met het doel diefstal van het geld mogelijk te maken. De Rechtbank is uitgegaan van de betrouwbaarheid van de door de fabrikant uitgelezen logregels. Ik ben van oordeel dat er alle reden bestaat om te twijfelen aan de juistheid van het lograpport. (...)
Bij beantwoording van nadere vragen door het NFI op 1 maart 2017 wordt aangegeven dat niet is onderzocht op welke wijze de code 74117 in de kop van de plofkoffer is ingevoerd. In die zelfde brief stelt het NFI dat er geen onderzoek werd gedaan aan het code invoerpaneel in de geldtransportwagen.
Een eenmaal geprogrammeerde en gesloten koffer kan volgens G4S niet opnieuw geprogrammeerd worden alvorens deze is geopend met een plug of met de auto opener die zich in de wagen bevindt. Uit regel 903 van het lograpport blijkt dat de koffer gesloten was en zonder dat de koffer opnieuw is geopend wordt in het rapport vermeld in regel 907 dat de koffer opnieuw is geprogrammeerd. Dat zou niet moeten kunnen volgens G4S . Dit is nogmaals gebeurd bij de regels 942 tot en met 943 en 948 tot en met 949. Wat ook mogelijk zou zijn dat de regels 939 tot en met 949 en 945 tot met 950 dubbel geregistreerd zijn, hetgeen al even onbegrijpelijk is.
Deze vraag is op 30 januari 2017 op de zitting voorgelegd aan de heer R.M. van der Knijff forensisch onderzoeker bij het NFI. De heer van der Knijff had hier geen verklaring voor. Hij wist niet hoe dit kon.
Regels 512 tot en met 527 en 528 tot en met 542 van het lograpport zijn precies hetzelfde ook qua tijd, maar de nummering loopt door, hoe kan dat? Ook de regels 582 tot en met 585 en 586 tot en met 589 zijn dubbel geregistreerd. Hierover heeft de heer van der Knijff op de zitting verklaard dat hij geen idee heeft hoe dat tot stand gekomen is. Het NFI heeft niet de software onderzocht die deze gegevens geïmporteerd heeft. Het heeft daar dan ook geen verklaring voor.
(...)
Het NFI heeft het invoerpaneel gebruikt bij de experimenten maar niet onderzocht of dit het invoerpaneel was dat betrokken was bij het incident op 31 december 2012. (...)
Niet is onderzocht of er in het geldtransportvoertuig iets gebeurd is. De conclusie van het NFI heeft slechts betrekking op het openen van de koffer wanneer en met welke sleutel. De achterliggende fysieke handelingen zijn niet bekeken.
(...)
Technisch gezien zou het NFI dieper in de gegevens moeten kijken om te zien welke code is ingevoerd maar daar is weer geen onderzoek naar gedaan, maar dat had dus wel gekund en had wellicht meer duidelijkheid kunnen geven over het sleutelnummer dat werd geprogrammeerd.
(...)
Een groot aantal vragen zijn onbeantwoord gebleven of niet verder onderzocht. [verdachte] mag daar niet de dupe van worden. Nader en verder diepgaand onderzoek is noodzakelijk naar de plofkofferkop, de geïntegreerde software, het invoercodepaneel, de auto opener en het uitlezen van chips om tot beantwoording te komen van de hiervoor onbeantwoord gebleven vragen.
(...)
Ik ben van oordeel dat het uitleesrapport van de plofkofferkop zoveel vraagtekens oproept die onbeantwoord zijn gebleven dat het onverantwoord is mijn cliënt te veroordelen op basis van uitsluitend het feit dat uit het rapport moet blijken dat onnodig klantgroepsleutel 3 werd geprogrammeerd en de koffer zou zijn geopend met sleutel 74117 . Verder is er geen enkele aanwijzing van betrokkenheid van mijn cliënt. De tekortkomingen in het onderzoek maken in het belang van de waarheidsvinding noodzakelijk dat nader onderzoek wordt gedaan zoals hierboven aangegeven. Ik verzoek uw Hof daar opdracht voor te geven. De vraag is wie dat onderzoek zou kunnen uitvoeren. Mijn cliënt heeft geprobeerd zelf een deskundige te benaderen maar kan de kosten van het onderzoek niet betalen of voorschieten. Er is een specialistisch bedrijf [A] gevestigd te [vestigingsplaats] dat die deskundigheid wel heeft. Het bedrijf [A] is jaren geleden opgericht door [betrokkene 4] die een ruime ervaring had als digitaal specialist bij de politie eenheid Rotterdam.
[A] beschikt over de nodige expertise om de noodzakelijke onderzoeken te doen. Eén van haar medewerkers heeft jarenlang ervaring in onderzoeken na overvallen en andere incidenten binnen de geld- en transportwereld in Nederland. Zij heeft specifieke deskundigheid met betrekking tot het uitlezen van chips dan wel in het beoordelen van geïntegreerde software in fysieke middelen. Mr. P.J. de Bruin, de advocaat die de [verdachte] ter zijde staat in het hoger bericht in de civiele zaak, heeft op 14 juni jl. een mailbericht van [A] ontvangen waarin de specifieke deskundigheid wordt bevestigd en waarin men aangeeft het onderzoek te kunnen verrichten. Ik overleg die mail bij mijn pleitnota. Er moeten naar mijn mening meerdere bedrijven in Nederland zijn die de onderzoeken zouden kunnen verrichten.”
2.3.2
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verzoek als volgt samengevat en afgewezen:
“De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht nader onderzoek te laten verrichten naar - kort gezegd - de plofkofferkop. Het hof wijst dat verzoek af. Gelet op de inhoud van het NFI-rapport van 20 september 2013 en de verhoren ter terechtzitting in eerste aanleg van de deskundige Van der Knijff en de getuige Bijland is onvoldoende toegelicht waarom nader onderzoek noodzakelijk is.”
2.4
Het door de raadsman gedane verzoek kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan dat het mede strekt tot het doen verrichten van tegenonderzoek naar de betrouwbaarheid van de door het NFI gevalideerde loggegevens van de plofkofferkop.
2.5
De eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat aan een verzoek tot het doen verrichten van een tegenonderzoek gevolg behoort te worden gegeven. Of zich zo een geval voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van de desbetreffende zaak. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer (a) de gronden waarop het verzoek steunt, (b) het belang van het gevraagde tegenonderzoek in het licht van - bijvoorbeeld - de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat, (c) de omstandigheid dat het verzoek is gedaan op een zodanig tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is, en (d) de omstandigheid dat het verzoek redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan (vgl. HR 8 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7228).
2.6.1
Het Hof heeft verzuimd bij zijn afwijzing van het verzoek kenbaar vorenstaand toetsingskader te betrekken en heeft in het bijzonder niet betrokken dat en waarom een eerlijke procesvoering in het onderhavige geval aan de afwijzing van het verzoek niet in de weg staat. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het Hof zijn oordeel dat de verdachte in het geldwaardetransportvoertuig met behulp van een ‘programmeerunit’ de klantsleutel met code 74117 heeft geprogrammeerd - met welke sleutel vervolgens de plofkofferkop van de geldkoffer is geopend - in overwegende mate heeft gebaseerd op de desbetreffende loggegevens, is het slechts door globale verwijzing naar de inhoud van het NFI-rapport en naar verhoren van deskundigen in eerste aanleg gemotiveerde oordeel van het Hof dat het verzochte onderzoek niet noodzakelijk is, in het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd omtrent onregelmatigheden in de loggegevens, niet toereikend gemotiveerd.
2.6.2
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de middelen voor het overige geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2019.