ECLI:NL:HR:2019:1055
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag loonheffingen door belanghebbende
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonheffingen over de periode van 27 januari 2014 tot en met 31 december 2014. De uitspraak waartegen cassatie is ingesteld, is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 november 2018, met nummer 17/00671, en is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. 16/3964).
Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en gezien de omstandigheden geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is gewezen door vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.