ECLI:NL:HR:2019:105

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
18/03793
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X1] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Het cassatieberoep was ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank van 23 juli 2018, waarin het verzet van de belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van 4 april 2018 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.

Uitspraak

25 januari 2019
Nr. 18/03793
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1] B.V.te
[Z]en
[X2]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 23 juli 2018, nrs. HAA 18/538 tot en met HAA 18/543, op het verzet van belanghebbenden tegen de uitspraak van de Rechtbank van 4 april 2018.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.