In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 18/00362. De eiseres, die onder curatele staat, had een contactverbod opgelegd gekregen door haar curator met betrekking tot haar advocaat. De zaak betreft de vraag of dit contactverbod, dat door de curator was opgelegd, gerechtvaardigd was vanuit medisch oogpunt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie, met name naar het arrest van 28 januari 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1246), en overweegt dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.