ECLI:NL:HR:2019:1007

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
18/04995
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en toepassing van artikel 80a RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank van 29 augustus 2018, waarbij de Rechtbank op 2 november 2018 uitspraak deed in de zaak met nummer SGR 18/3150 V. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/04995
21 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 2 november 2018, nr. SGR 18/3150 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 29 augustus 2018.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019.