ECLI:NL:HR:2019:1001
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2018, nr. 17/00967. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 16/4904) die betrekking had op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2016, specifiek over de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te Midlaren. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn aangevoerd beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 21 juni 2019 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.