Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
26 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en deelneming aan een criminele organisatie. Het Hof had een proeftijd van drie jaren vastgesteld voor de naleving van de algemene voorwaarde, wat in strijd was met de geldende wetgeving. De Hoge Raad oordeelde dat de proeftijd ten hoogste twee jaren kon bedragen, conform artikel 14b, tweede lid (oud), in verbinding met artikel 14c, eerste lid (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herstelde deze misslag en bepaalde de proeftijd op twee jaren. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de proeftijd. De Hoge Raad merkte op dat een kennelijke misslag als deze zich leent voor herstel door het Hof zelf, wat de voorkeur verdient voor een snellere en duidelijkere beslissing. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof uitsluitend ten aanzien van de proeftijd en verwerpt het beroep voor het overige.