Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
26 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 3 juli 2017 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was betrokken bij de doodslag op een 76-jarige kaasboer in Utrecht. De kaasboer bood de verdachte en diens vriendin onderdak, maar werd door de verdachte met een hard voorwerp tegen zijn hoofd geslagen, wat leidde tot zijn overlijden. De Hoge Raad heeft op 26 juni 2018 geoordeeld dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarbij artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie in acht genomen en gehoord de Procureur-Generaal. Het arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.