3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn elk (indirect) aandeelhouder (geweest) van [A] B.V. (hierna: [A]) en elk (voor 10%) aandeelhouder van [B] B.V. (hierna: [B]).
(ii) Bij overeenkomst van 3 april 2000 (hierna ook: de overeenkomst) heeft Delta Lloyd Leven een geldlening van € 12,5 miljoen verstrekt aan [A]. Bij (notariële) pandakte van dezelfde datum hebben [eiseressen] tot zekerheid van de nakoming van de betalingsverplichtingen van [A] uit de overeenkomst een pandrecht op 75.000 gewone aandelen in [B] verstrekt aan Delta Lloyd Leven.
(iii) [A] is in verzuim geraakt met de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Bij brief van 5 december 2000 en bij exploot van 23 januari 2001 heeft Delta Lloyd Leven de lening opgeëist, hetgeen echter niet tot enige betaling heeft geleid.
(iv) Bij verzoekschrift van 1 augustus 2001 heeft Delta Lloyd Leven de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam op de voet van art. 3:251 BW verzocht te bepalen dat de in pand gegeven aandelen voor een bedrag van ƒ 2.908.070,81 aan haar als koopster zullen verblijven, onder de voorwaarde dat Delta Lloyd Leven na verkregen verlof de in art. 14 van de statuten van [B] opgenomen aanbiedingsregeling zal naleven. Bij beschikking van 31 oktober 2001 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen.
(v) Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van 27 november 2001 is [B] ontbonden, met benoeming van een vereffenaar.
(vi) Op 22 april 2002 heeft de vereffenaar aan alle aandeelhouders van [B], met uitzondering van [eiseressen], het hun toekomende deel van het liquidatiesaldo uitbetaald. De aan [eiseressen] toekomende delen van het liquidatiesaldo heeft de vereffenaar overgemaakt naar een rekening van Stichting Amstel Bewaring Bilthoven te Laren (hierna: Stichting Amstel).
(vii) Bij brief van 29 april 2002 aan Amstel Capital Management BV (hierna: Amstel Capital) heeft Delta Lloyd namens Delta Lloyd Leven een beroep gedaan op de beschikking van 31 oktober 2001 en verzocht om uitbetaling van het liquidatiesaldo.
(viii) Bij brief van 4 juni 2002 heeft Amstel Capital aan [eiseres 1] verzocht volmacht te verlenen voor het overdragen aan Delta Lloyd Leven van de uit de verkoop van het belang in [B] vrijgekomen middelen. Bij brief van 6 juni 2002 heeft [eiseres 1] geweigerd de verzochte volmacht te verlenen.
(ix) Bij brief van 17 december 2002 heeft Stichting Amstel aan Delta Lloyd bericht dat zij het geld zal overmaken zodra zij het onomstotelijke bewijs heeft dat Delta Lloyd rechthebbende is.
(x) Blijkens een uittreksel uit het handelsregister is de vereffening van [B] op 21 december 2002 voltooid.
(xi) Eind 2003 zijn (onder meer) Delta Lloyd c.s. en [eiseressen] in een complex van procedures met elkaar verwikkeld geraakt, met – kort gezegd – als inzet over en weer verweten onrechtmatig handelen. In de loop van deze procedures hebben Delta Lloyd c.s. getracht om het liquidatiesaldo als schade op [eiseressen] te verhalen.
(xii) Op 20 april 2004 heeft Delta Lloyd Leven haar vordering uit hoofde van de overeenkomst gecedeerd aan Delta Lloyd. Van deze cessie heeft zij mededeling gedaan aan [eiseressen]
(xiii) Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2007 zijn alle vorderingen in conventie en reconventie in de onder (xi) bedoelde procedures afgewezen en heeft de rechtbank ten aanzien van de vraag wie rechthebbende was op het onderhavige liquidatiesaldo geoordeeld dat deze niet in dat vonnis behoefde te worden beantwoord.
3.2.1In de onderhavige procedure vorderen [eiseressen] een verklaring voor recht dat het ten behoeve van Delta Lloyd Leven gevestigde pandrecht is tenietgegaan en dat [eiseressen] gerechtigd zijn tot het liquidatiesaldo, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.2Delta Lloyd c.s. hebben zich verweerd en in reconventie vorderingen ingesteld ertoe strekkende, onder meer, dat voor recht wordt verklaard dat zij rechthebbenden zijn ten aanzien van het liquidatiesaldo en dat [eiseressen] worden veroordeeld tot medewerking aan de betaling van dit saldo aan Delta Lloyd c.s. door Stichting Amstel. Primair hebben Delta Lloyd c.s. gesteld dat zij – met de beschikking van 31 oktober 2001 – de eigendom van de aandelen hebben verkregen, subsidiair dat zij bij wege van substitutie een pandrecht heeft verkregen op het liquidatiesaldo.
3.2.3De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseressen] in conventie afgewezen en de vorderingen van Delta Lloyd c.s. in reconventie toegewezen. Vervolgens heeft Stichting Amstel het liquidatiesaldo aan Delta Lloyd c.s. uitgekeerd.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en daartoe, kort samengevat en voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen.
[eiseressen] hebben betoogd dat het pandrecht is tenietgegaan doordat de onderliggende vordering is verjaard. Delta Lloyd c.s. hebben betoogd dat dit beroep van [eiseressen] op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit betoog slaagt. Uit het verzoekschrift van 1 augustus 2001 en de beschikking van 31 oktober 2001 leidt het hof af dat [eiseressen] in elk geval vanaf 2001 ervan op de hoogte waren dat Delta Lloyd c.s. tot executie van het pandrecht wilden overgaan. Zij hebben in dit geding geen enkele valide reden genoemd waarom zij niet hebben ingestemd met de uitbetaling aan Delta Lloyd c.s. van het liquidatiesaldo, waarop ingevolge art. 3:229 BW bij wege van substitutie het pandrecht van Delta Lloyd c.s. was komen te rusten. De enkele overlegging van een vonnis waaruit blijkt dat partijen een procedure hebben gevoerd waarin zij elkaar over en weer onrechtmatig handelen hebben verweten, levert niet een voldoende duidelijk beroep op een zodanige reden op. Het gebrek aan medewerking van [eiseressen] heeft geleid tot vertraging van de uitbetaling van het liquidatiesaldo aan Delta Lloyd c.s. Onder die omstandigheden is het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eiseressen] van die vertraging zouden profiteren door een succesvol beroep op verjaring. Hieraan doet niet af dat Delta Lloyd c.s. professionele partijen zijn, bijgestaan worden door een advocaat en wellicht voortvarender hadden kunnen optreden. (rov. 2.7)