ECLI:NL:HR:2018:969

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
18/00979
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2018 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] BV tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep was gericht tegen beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Utrecht voor het jaar 2016. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet tijdig is voldaan. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 12 april 2018 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet betaald. De gemachtigde van de belanghebbende heeft in een brief van 25 mei 2018 aangevoerd dat er problemen waren met de bezorging van de aangetekende herinneringsbrief, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit geen grond vormde voor het oordeel dat de belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22 juni 2018
nr. 18/00979
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] BVte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 30 januari 2018, nrs. 17/00240 tot en met 17/00249, betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Utrecht voor het jaar 2016 betreffende de onroerende zaken [a-straat 1A t/m 1J], alsmede [b-straat 1 en 1A] te [Q].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 april 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald van de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 17 mei 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen de gemachtigde van belanghebbende in zijn brief van 25 mei 2018 heeft aangevoerd ter zake van de bezorging van de aan hem geadresseerde aangetekende herinneringsbrief, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2018.