Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
19 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2015, met nummer RK 13/141. De klager, geboren in 1973, heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman van de klager, R.J. Baumgardt en P. van Dongen, hebben namens de klager een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot een beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing, zoals de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De kern van het geschil betreft de vraag of de raadsman van de klager op de juiste wijze is opgeroepen voor de behandeling van het klaagschrift. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de oproeping niet correct is verzonden; deze is gestuurd naar het verkeerde adres, wat in strijd is met artikel 51 (oud) Sv. Dit gebrek in de oproeping wordt geacht een geldige behandeling van het klaagschrift in raadkamer te belemmeren, ook al is dit niet expliciet in de wet bepaald.
De Hoge Raad heeft op 19 juni 2018 geoordeeld dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. De zaak wordt terugverwezen naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, zodat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan. Deze beslissing is genomen door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.