ECLI:NL:HR:2018:935

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
18/00479
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een uitnodiging tot het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 8 maart 2018 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 6 april 2018 de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid en is vervolgens bij gewone post verzonden naar het opgegeven postbusadres. De belanghebbende heeft hierop niet gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende in verzuim is geweest en verklaart het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

15 juni 2018
nr. 18/00479
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 13 december 2017, nr. HAA 17/2987 V, betreffende de aan belanghebbende gerichte uitnodiging tot het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2016.

1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 8 maart 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 6 april 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het door belanghebbende opgegeven postbusadres. Belanghebbende heeft hierop niet nader gereageerd. Hetgeen belanghebbende reeds eerder in zijn brief van 29 maart 2018 heeft aangevoerd, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.