Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
12 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling. De verdachte heeft tijdens een telefoongesprek dreigende woorden toegevoegd aan zijn boodschap aan het slachtoffer, [betrokkene 1]. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de vereisten voor veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in het telefoongesprek de woorden had toegevoegd: 'Je hebt thuis vier hele goede redenen om wel één gesprek met mij te hebben' en 'Het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man zou doen'. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof dat bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij bij een confrontatie met de verdachte daadwerkelijk zou worden mishandeld, niet toereikend gemotiveerd is. De bewijsvoering biedt onvoldoende basis om te concluderen dat de uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard waren dat bij [betrokkene 1] de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.