ECLI:NL:HR:2018:909

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
17/02312
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door toevoeging van dreigende woorden tijdens telefoongesprek

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling. De verdachte heeft tijdens een telefoongesprek dreigende woorden toegevoegd aan zijn boodschap aan het slachtoffer, [betrokkene 1]. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de vereisten voor veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in het telefoongesprek de woorden had toegevoegd: 'Je hebt thuis vier hele goede redenen om wel één gesprek met mij te hebben' en 'Het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man zou doen'. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof dat bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij bij een confrontatie met de verdachte daadwerkelijk zou worden mishandeld, niet toereikend gemotiveerd is. De bewijsvoering biedt onvoldoende basis om te concluderen dat de uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard waren dat bij [betrokkene 1] de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

12 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/02312
SA/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 april 2017, nummer 22/003241-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van de als eerste cumulatief/alternatief feit tenlastegelegde belaging - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit 's Hofs bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 21 april 2016 in Nederland, [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk tegen [betrokkene 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Je hebt thuis vier hele goede redenen om wel één gesprek met mij te hebben" en "het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man zou doen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 26 april 2016 van de politie Eenheid Den Haag, onderzoek 163HEESTER. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 8-9):
als de op 26 april 2016 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] , woonplaats [woonplaats] , Nederland:
Ik weet dat [verdachte] uit Leiderdorp twee jaar terug aangehouden is in verband met het overlijden van zijn ex. Hij werd ervan verdacht. Ik weet ook dat hij in de gevangenis heeft gezeten en momenteel vrij is. Begin dit jaar heeft hij ook contact gehad met mijn vrouw. Er zijn meerdere telefoontjes geweest. Hij heeft twee of drie keer geprobeerd mijn vrouw te bellen. Hij heeft ook vorige week mijn vrouw gebeld en 's avonds ook mij. [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) belde op 21 april 2016 naar mijn huis op. Hij gaf zich uit als [verdachte] . Na een paar seconden realiseerde ik me wie ik aan de lijn had. Opmerking verbalisant: We laten de aangever [betrokkene 1] het opgenomen telefoongesprek horen van 21 april 2016:
[verdachte] : je hebt thuis 4 hele goede redenen om wel een gesprek met me te hebben. Het zou zonde zijn als jij mij niet het respect geeft dat ik jou de afgelopen tijd heb gegeven. Het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man dat zou doen.
Ik had het gevoel dat hij mij op zou zoeken. Bij mij kwam het over van je hebt vier kinderen, anders kom ik een keer naar je toe. Dat creëert bij mij de angst. Zeker gezien het feit wat er in het verleden is gebeurd bij hem.
2. Een proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 5 mei 2016 van de politie Eenheid Den Haag, onderzoek TGO 163HEESTER. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 57):
als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
De klacht werd gedaan door [betrokkene 1] , woonplaats [woonplaats] . De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van [verdachte] over te gaan. De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
"Ik ben door [verdachte] opgebeld omdat hij een gesprek met mij wilde. Ik voelde mij door de dwingende manier waarop [verdachte] mij benaderde en door de woorden die hij gebruikte bedreigd. Toen ik hem zei dat ik geen behoefte aan een gesprek met hem had, zei hij mij dat ik dat wel wilde omdat ik vier hele goede redenen heb om wel een gesprek met hem aan te gaan. Ik maakte daaruit op dat hij op mijn vier kinderen doelde. Gezien het feit wat er het verleden is gebeurd met hem maakte dat mij angstig."
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2016 van politie Eenheid Den Haag, onderzoek 163HEESTER. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 19 en 25):
als relaas van de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] :
Op 21 april 2016 belde [verdachte] uit naar [betrokkene 1] . [verdachte] wil een afspraak met hem maken. Man wil dat niet.
[verdachte] : Je hebt thuis vier hele goede redenen om wel een gesprek met me te hebben. Het zou zonde zijn als jij mij niet het respect geeft dat ik jou de afgelopen tijd heb gegeven. Het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man dat zou doen."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de uitlating "Je hebt thuis vier hele goede redenen om wel een gesprek met mij te hebben" bepleit dat de 'vier goede redenen' niet zien op de kinderen van aangever, maar om aangever en zijn vrouw en verdachte en zijn vrouw. Uit deze opmerking kon dan ook redelijkerwijs geen vrees ontstaan bij aangever.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Doordat de verdachte het woord 'thuis' heeft gebruikt is het hof van oordeel dat deze uitlating niet anders kan worden begrepen dan dat dit slaat op de vier kinderen van aangever. Dat aangever dit ook zo heeft begrepen blijkt uit zijn aangifte (p. 9 politiedossier) en de klacht gedaan op 5 mei 2016.
De verdediging heeft voorts ten aanzien van de uitlating "het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man zou doen" bepleit dat uit die opmerking blijkt dat verdachte aangever juist niet heeft opgezocht. Uit deze opmerking kon redelijkerwijs evenmin vrees ontstaan bij aangever.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft meerdere malen contact gezocht met aangever en zijn vrouw. Gelet hierop en gelet op het feit dat de aangever kennis droeg van de verdenking en vervolging van de verdachte van een (ander) zeer ernstig strafbaar feit, is het hof van oordeel dat de aangever zich terecht bedreigd kon voelen door de gewraakte uitlating, zoals de aangever overigens ook heeft aangegeven in zijn aangifte (p. 9 politiedossier) en de klacht gedaan op 5 mei 2016."
2.3.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een telefoongesprek [betrokkene 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je hebt thuis vier hele goede redenen om wel één gesprek met mij te hebben. Het zou zonde zijn als jij mij niet het respect geeft dat ik jou de afgelopen tijd heb gegeven. Het respect dat ik je niet heb opgezocht en lam heb geslagen zoals iedere man zou doen". Het Hof heeft voorts geoordeeld dat door deze gedragingen van de verdachte bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij bij een confrontatie met de verdachte daadwerkelijk zou worden mishandeld en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
2.5.
Dit oordeel is niet toereikend gemotiveerd, nu uit de gebezigde bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat de telefonische uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard waren dat bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zelf daadwerkelijk zou worden mishandeld en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, terwijl dit evenmin kan worden afgeleid uit de door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden dat de verdachte meermalen contact heeft gezocht met [betrokkene 1] en zijn vrouw en dat [betrokkene 1] kennis droeg van een verdenking en vervolging van de verdachte in verband met een ander, ernstig strafbaar feit.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in het bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juni 2018.