Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
12 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 4 november 2016 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte. De verdachte is geboren in 1966 en heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J.J.J. van Rijsbergen. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 12 juni 2018 het beroep verworpen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker. De zaak betreft een mishandeling die heeft geleid tot de dood van een persoon in een uitgaansgelegenheid in Zeeland, met toepassing van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.