ECLI:NL:HR:2018:862

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
15/05429
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afschaffing van de vrijstelling voor de invoer en uitslag van kolen als brandstof voor elektriciteitsopwekking en de verenigbaarheid met Unierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] N.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 oktober 2015. De zaak betreft de afschaffing van de vrijstelling voor de invoer en uitslag van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 procent. De belanghebbende, [X] N.V., had een bedrag aan kolenbelasting voldaan over het tijdvak januari 2013 en was in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Hoge Raad oordeelde dat de afschaffing van de vrijstelling niet in strijd is met het Unierecht, en bevestigde daarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal C.M. Ettema had op 1 februari 2017 geconcludeerd tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest tussen dezelfde partijen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

8 juni 2018
nr. 15/05429
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] N.V.(thans: [X] N.V.) te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 16 oktober 2015, nr. BK‑14/01429, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/10366) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan kolenbelasting over het tijdvak januari 2013. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 1 februari 2017 geconcludeerd tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:NL:PHR:2017:27).
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 16/01382 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.