Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
5 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1979, had beroep in cassatie ingesteld, maar de schriftuur van de advocaat, K. Tunç, is pas na afloop van de wettelijke termijn bij de Hoge Raad ingekomen. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de verdachte op 5 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.