Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de deelneming aan een criminele organisatie die zich jarenlang bezighield met het plegen van verschillende misdrijven, waaronder fraude met kinderopvangtoeslagen, sealbagfraude en witwassen. De verdachte, geboren in 1952, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 januari 2017. De advocaat van de verdachte, H.M.W. Daamen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2018 door de vice president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier A. El Mokhtari. De zaak heeft betrekking op ernstige strafbare feiten die de integriteit van de betrokkenen en de rechtspraak in het algemeen raken.