ECLI:NL:HR:2018:82

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
16/03941
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening en aanhoudingsverzoek in strafzaak met betrekking tot artrose verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 23 november 2015 bij verstek was gewezen. De verdachte, geboren in 1947, had een aanhoudingsverzoek ingediend vanwege medische redenen, specifiek artrose, en de daarbij behorende medicatie die autorijden onmogelijk maakte. De raadsman van de verdachte, J. Biemond, had op 6 november 2015 een faxbericht gestuurd naar het Gerechtshof waarin hij om uitstel vroeg, omdat zijn cliënte niet in staat was om op de zitting aanwezig te zijn.

De voorzitter van het Hof had echter in een e-mail aan de administratie laten weten dat er geen reden was om het verzoek op voorhand toe te wijzen en dat het verzoek ter zitting behandeld zou worden. Op de zitting van 23 november 2015 was de raadsman niet verschenen, en het Hof heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen en de zaak inhoudelijk behandeld, wat leidde tot verstekverlening.

De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte en haar raadsman erop mochten vertrouwen dat de zaak niet inhoudelijk zou worden behandeld op de datum van de zitting, gezien de toezegging die namens de voorzitter van het Hof was gedaan. De Hoge Raad heeft daarom het bestreden arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

23 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/03941
EGI/MM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 november 2015, nummer 22/000826-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Biemond, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de verstekverlening door het Hof met de klacht dat de verdachte en haar raadsman erop mochten vertrouwen dat zij niet behoefden te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2015.
2.2.1.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een faxbericht van de raadsman van de verdachte gericht aan het Gerechtshof Den Haag van 6 november 2015, onder meer inhoudende:
"Cliënte laat weten net te zijn verhuisd en mede als gevolg daarvan last heeft gekregen van zeer fel opspelende artrose, met als gevolg zeer sterke pijnstillende medicatie, waarmee autorijden niet is toegestaan. Cliënte verwacht voor 23 november 2015 onvoldoende te zijn hersteld om bij de zitting aanwezig te zijn. Reden waarom om uitstel wordt verzocht tot na 1 januari 2016."
2.2.2.
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2015 houdt, met inbegrip van een voetnoot, onder meer het volgende in:
"De voorzitter maakt melding van een aanhoudingsverzoek van mr. Biemond. De voorzitter heeft de administratie per e-mail van 6 november 2015 laten weten: "gelet op de onderbouwing vind ik geen reden om op voorhand deze zaak aan te houden. Het verzoek zal ter zitting worden behandeld". De raadsman is niet verschenen. Zojuist is er getracht het kantoor van de advocaat telefonisch te bereiken, hetgeen niet gelukt is.
(...)
De voorzitter stelt vast dat het verzoek van de raadsman onvoldoende onderbouwd is, er zijn geen medische verklaringen overgelegd, het verzoek is niet op voorhand toegewezen en de raadsman is niet verschenen. De voorzitter neemt aan dat de advocaat daarvan bericht heeft ontvangen en er is vandaag getracht de advocaat via het kantoor telefonisch te bereiken.(1) Gelet op het voorgaande wijst het hof het aanhoudingsverzoek af en gaat het hof over tot behandeling van de zaak.
[voetnoot] 1. Uit inmiddels bij gevoegde bericht van de administratie van 9 november 2015 aan de advocaat, blijkt thans dat er - ondanks en in strijd met de instructieve mail van de voorzitter aan de administratie medewerker (...) - een onjuiste berichtgeving is verzonden naar de advocaat. In die brief staat namelijk geschreven dat het verzoek wordt afgewezen, er op 23 november 2015 geen inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden en zodra de nieuwe zittingsdatum bekend is, een nieuwe oproep tegemoet kan worden gezien."
2.3.
Gelet op het vorenstaande moet worden aangenomen dat namens de voorzitter van het Hof aan de raadsman van de verdachte is toegezegd dat, naar aanleiding van zijn aanhoudingsverzoek, op 23 november 2015 geen inhoudelijke behandeling van de zaak zou plaatsvinden en dat de raadsman een nieuwe oproeping zou ontvangen. Dit brengt mee dat de verdachte en haar raadsman ervan mochten uitgaan dat de zaak op 23 november 2015 niet inhoudelijk zou worden behandeld, zodat het Hof bij de inhoudelijke behandeling op 23 november 2015 ten onrechte verstek heeft verleend.
2.4.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffierE. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 januari 2018.