In deze zaak heeft [X] Beheer B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 24 maart 2017 was gedaan in hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het jaar 2009, alsook een daarbij gegeven boetebeschikking. De belanghebbende heeft twee middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2018 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.