ECLI:NL:HR:2018:802

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
17/04037
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake kosten van het geding in cassatie tegen de Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2018 een arrest gewezen in het kader van een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek van belanghebbende, [X] te [Z], om verbetering van het eerder gewezen arrest. Belanghebbende heeft aangevoerd dat er onjuistheden in het arrest zijn, met name met betrekking tot de proceskosten. De Staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek van belanghebbende.

Belanghebbende heeft in haar verzoek gesteld dat zij zich heeft verweerd tegen het beroep in cassatie en dat er beroepsmatige rechtsbijstand is verleend. De Hoge Raad had in het eerdere arrest overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit oordeel is door belanghebbende bestreden, en zij heeft de Hoge Raad verzocht om deze kennelijke vergissing te herstellen.

De Hoge Raad heeft het verzoek van belanghebbende gehonoreerd en heeft vastgesteld dat de eerdere beslissing onjuist was. Het arrest is hersteld, waarbij is bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit herstelarrest is openbaar uitgesproken op 1 juni 2018, en de verbeteringen zijn op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld.

Uitspraak

1 juni 2018
nr. 17/04037
Herstelarrest
gewezen ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2018, nr. 17/04037, ECLI:NL:HR:2018:569, gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 11 juli 2017, nr. 15/01236.

1.Het arrest in het geding

1.1.
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 13 april 2018 arrest gewezen.
Nadien heeft [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) verzocht om verbetering van het arrest.
De Staatssecretaris van Financiën heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2.
Belanghebbende heeft in haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij zich heeft verweerd tegen het beroep in cassatie, dat daarbij beroepsmatige rechtsbijstand is verleend en dat het beroep in cassatie ongegrond is verklaard. In onderdeel 3 van het arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.
1.3.
Deze beslissing is onjuist op de gronden die belanghebbende aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd.
1.4.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat onderdeel 3 van het arrest komt te luiden:
“De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 17/04037 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.” Het dictum wordt als volgt aangevuld:
“en, veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 2004, derhalve € 1002, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.”

2.Beslissing

De Hoge Raad:
verbetert het arrest van 13 april 2018, nr. 17/04037, op de hierboven in onderdeel 1.4 vermelde wijze, en
stelt de verbeteringen op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.