Uitspraak
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 11 juli 2017, nr. 15/01236.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2018 een arrest gewezen in het kader van een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek van belanghebbende, [X] te [Z], om verbetering van het eerder gewezen arrest. Belanghebbende heeft aangevoerd dat er onjuistheden in het arrest zijn, met name met betrekking tot de proceskosten. De Staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek van belanghebbende.
Belanghebbende heeft in haar verzoek gesteld dat zij zich heeft verweerd tegen het beroep in cassatie en dat er beroepsmatige rechtsbijstand is verleend. De Hoge Raad had in het eerdere arrest overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit oordeel is door belanghebbende bestreden, en zij heeft de Hoge Raad verzocht om deze kennelijke vergissing te herstellen.
De Hoge Raad heeft het verzoek van belanghebbende gehonoreerd en heeft vastgesteld dat de eerdere beslissing onjuist was. Het arrest is hersteld, waarbij is bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit herstelarrest is openbaar uitgesproken op 1 juni 2018, en de verbeteringen zijn op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld.