ECLI:NL:HR:2018:794

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
17/03415
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak met betrekking tot Opiumwet en witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 20 maart 2017 was gewezen. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat B.C. Swier. De zaak betrof meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijke overtreding van de Opiumwet en witwassen. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte waren aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, besloot de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in strafzaken, vooral in het licht van de eisen die aan de belanghebbendheid van de appellant worden gesteld.

Uitspraak

29 mei 2018
Strafkamer
nr. S 17/03415
AJ/SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 maart 2017, nummer 20/004117-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 mei 2018.