Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
29 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 22 juni 2017, in een strafzaak tegen een verdachte geboren in 1969. De verdachte is aangeklaagd voor verschillende misdrijven, waaronder gewoontewitwassen, bedreigingen, (pogingen tot) afpersing, poging tot medeplegen van zware mishandeling en deelname als leider aan een criminele organisatie. De verdediging heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij onder andere is betoogd dat de vervolging in strijd is met het ne bis in idem-beginsel en het vertrouwensbeginsel. Daarnaast zijn er vragen gesteld over de bewijsmotivering van de zware mishandeling en de bedreiging, alsook over het gebruik van een televisie-interview met een misdaadverslaggever als bewijs. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het beroep is op 29 mei 2018 verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.