Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
22 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld door de Politierechter op 31 maart 2015. Op 11 november 2015 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Hof heeft de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat de verdachte het hoger beroep na het verstrijken van de wettelijke termijn heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de mededeling van de uitspraak aan de verdachte op 9 juli 2015 heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte op de hoogte is gesteld van de veroordeling en de mogelijkheid om binnen veertien dagen hoger beroep in te stellen. Het Hof had geoordeeld dat de enkele vermelding van het parketnummer op de mededeling voldoende was voor de aanwezigheid van een omstandigheid die de verdachte op de hoogte stelde van de einduitspraak. De Hoge Raad heeft dit oordeel verworpen en geoordeeld dat de verdachte niet voldoende was geïnformeerd om tijdig hoger beroep in te stellen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van duidelijke communicatie naar de verdachte over de mogelijkheden tot hoger beroep en de termijnen die daarbij gelden.