ECLI:NL:HR:2018:746

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
16/04194
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hoger beroep wegens te late instelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld door de Politierechter op 31 maart 2015. Op 11 november 2015 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Hof heeft de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat de verdachte het hoger beroep na het verstrijken van de wettelijke termijn heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de mededeling van de uitspraak aan de verdachte op 9 juli 2015 heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte op de hoogte is gesteld van de veroordeling en de mogelijkheid om binnen veertien dagen hoger beroep in te stellen. Het Hof had geoordeeld dat de enkele vermelding van het parketnummer op de mededeling voldoende was voor de aanwezigheid van een omstandigheid die de verdachte op de hoogte stelde van de einduitspraak. De Hoge Raad heeft dit oordeel verworpen en geoordeeld dat de verdachte niet voldoende was geïnformeerd om tijdig hoger beroep in te stellen.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van duidelijke communicatie naar de verdachte over de mogelijkheden tot hoger beroep en de termijnen die daarbij gelden.

Uitspraak

22 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/04194
CB/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 12 augustus 2016, nummer 21/006407-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de verdachte het hoger beroep na het verstrijken van de wettelijke termijn heeft ingesteld.
2.2.1.
De aan de Hoge Raad toegezonden gedingstukken houden in dat de verdachte in eerste aanleg is veroordeeld door de Politierechter bij vonnis van 31 maart 2015 en voorts dat de verdachte op 11 november 2015 hoger beroep heeft ingesteld tegen voormeld vonnis.
2.2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een "proces-verbaal van mededeling van een niet onherroepelijk vonnis of arrest" inhoudende:
"Op 9 juli 2015, omstreeks 13.55 uur,
te Nijmegen heb ik, ondergetekende
(naam en functie)
 met behulp van een tolk in de taal
Aan [verdachte]
Geboren [geboortedatum]-1991 Nationaliteit NL
Wonende
Adres
Die zich legitimeerde met ID kaart (doc.nr. (...))
in persoon medegedeeld dat hij/zij is veroordeeld bij uitspraak van
Datum 9 juli 2015 parketnummer 0513447414
 vermeld in het opsporingsregister/blad nr. d.d.
 ten aanzien waarvan een arrestatiebevel is toegezonden met de mutatie n.o.h.
Ik heb aan de veroordeelde meegedeeld
 de gegevens van de veroordeling welke in het opsporingsregister/blad zijn vermeld;
 tot welke straf(fen) hij/zij volgens het arrestatiebevel is veroordeeld.
Aan veroordeelde is voorts meegedeeld dat hij/zij binnen veertien dagen een rechtsmiddel kan aanwenden ter griffie van het betrokken gerecht hetzij in persoon hetzij via een advocaat die daartoe bepaaldelijk is gevolmachtigd dan wel via een bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde en dat de griffie van dat gerecht nadere inlichtingen kan verschaffen over de inhoud van de uitspraak en over het eventueel in te stellen rechtsmiddel.
Aldus op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt.
De verbalisant, [verbalisant]
(handtekening) (...)
Exemplaar voor parket."
2.2.3.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:
"Het vonnis waarvan beroep is op 9 juli 2015 aan verdachte in persoon betekend (de Hoge Raad leest: mondeling medegedeeld). Daarbij is abusievelijk de datum van betekening vermeld als datum waarop het vonnis is gewezen. Het hof overweegt dat van verdachte mag worden verwacht dat, gelet op het parketnummer dat op de mededeling uitspraak wordt genoemd, zijnde het parketnummer van het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, en de mededeling daarop dat de griffie van het gerecht nadere inlichtingen kan verschaffen over de inhoud van de uitspraak en over het eventueel in te stellen rechtsmiddel, hij in contact treedt met de griffie van genoemd gerecht. Verdachte heeft het echter op zijn beloop gelaten.
Verdachte kon volgens de wet gedurende veertien dagen na de betekening van de mededeling uitspraak tegen het vonnis hoger beroep instellen. Het hoger beroep is pas na het verstrijken van die termijn ingesteld. Daarom zal verdachte niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep."
2.3.
Art. 408 Sv luidt, voor zover in cassatie van belang:
"1. Het hoger beroep moet binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien:
a. de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend;
b. de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen;
c. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.
(...)
2. In andere gevallen dan de in het eerste lid genoemde moet het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is.
(...)"
2.4.
In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat geen sprake is van een omstandigheid, vermeld in art. 408, eerste lid, Sv. Ingevolge art. 408, tweede lid, Sv moet de verdachte dan binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid voordoet waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is, hoger beroep instellen tegen het vonnis van de rechtbank. Van een 'omstandigheid waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is' is sprake als de verdachte op de hoogte wordt gesteld van datgene wat voor hem van belang is voor de besluitvorming ten aanzien van het instellen van hoger beroep (vgl. HR 3 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9722, NJ 1994/578).
2.5.
Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de enkele vermelding van het parketnummer op de mededeling uitspraak voldoende is voor de aanwezigheid van een omstandigheid als bedoeld in art. 408, tweede lid, Sv, mede omdat dan "van de verdachte mag worden verwacht dat, gelet op het parketnummer dat op de mededeling uitspraak wordt genoemd, zijnde het parketnummer van het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, en de mededeling daarop dat de griffie van het gerecht nadere inlichtingen kan verschaffen over de inhoud van de uitspraak en over het eventueel in te stellen rechtsmiddel, hij in contact treedt met de griffie van genoemd gerecht". Dat oordeel is echter onjuist.
2.6.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 mei 2018.