Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
kantoorhoudende te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Paro Transport B.V. en de curator van A B.V. De zaak betreft de vernietiging van een rechtshandeling op grond van Pauliana, waarbij de Hoge Raad zich heeft gebogen over de maatstaf voor de beoordeling van de wetenschap van benadeling. Paro, de eiseres tot cassatie, had eerder in de feitelijke instanties verloren, waarbij de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag in eerdere vonnissen en arresten oordeelden over de rechtshandeling die door de curator was betwist. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank van 5 november 2014 en 7 oktober 2015, alsook naar het arrest van het hof van 29 november 2016. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Paro verworpen, waarbij de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd Paro veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator zijn begroot op € 2.023,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.