Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
15 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2018 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, een arts, was in hoger beroep veroordeeld voor ontucht gepleegd met een patiënt in het St. Elisabethziekenhuis. De aanvrager stelde dat de verklaringen van de aangeefster, die op dat moment in het ziekenhuis was opgenomen, niet betrouwbaar waren, mede vanwege de gevolgen van een hersenschudding die zij had opgelopen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelde dat de bij de aanvraag overgelegde deskundigenrapporten niet voldoende steun boden voor de stelling dat de verklaringen van de aangeefster niet als betrouwbaar konden worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de rol van deskundigen in het strafproces.