ECLI:NL:HR:2018:679

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
17/00964
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over exoneratieclausule en contractuele rente in koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Westplant Limburg B.V. (WPL) en mr. S. Haspel, curator in het faillissement van een handelend persoon onder de naam Kasa. WPL, de eiseres tot cassatie, had beroep ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag, die op 15 november 2016 en 10 april 2012 waren gewezen. De curator had op zijn beurt een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van 15 november 2016. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de klachten die door WPL waren ingediend.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van WPL niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep van WPL faalde, werd het voorwaardelijk incidentele beroep van de curator niet verder behandeld.

In de beslissing heeft de Hoge Raad WPL veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator zijn begroot op € 2.023,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van exoneratieclausules en de beoordeling van contractuele rente in het kader van koopovereenkomsten, waarbij de redelijkheid en billijkheid een cruciale rol spelen.

Uitspraak

4 mei 2018
Eerste Kamer
17/00964
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
WESTPLANT LIMBURG B.V.,
gevestigd te Venlo,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. M.E. Gelpke en mr. R.T. Wiegerink, thans mr. R.T. Wiegerink,
t e g e n
mr. S. HASPEL, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1] handelend onder de naam Kasa,
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als WPL en de curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 313537/HA ZA 08-1989 van de rechtbank Den Haag van 24 september 2008, 15 juli 2009 en 17 maart 2010;
b. de arresten in de zaak 200.070.122/01 van het gerechtshof Den Haag van 10 april 2012 en 15 november 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft WPL beroep in cassatie ingesteld. De curator heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van 15 november 2016. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het principaal en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van WPL heeft bij brief van 30 maart 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt WPL in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 2.023,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, C.E. du Perron, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
4 mei 2018.