ECLI:NL:HR:2018:676

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
17/01356
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ongerechtvaardigde verrijking in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen [verweerder]. De zaak betreft een geschil over ongerechtvaardigde verrijking in het kader van het verbintenissenrecht. [verzoeker], wonende te Aruba, had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 20 december 2016 was gewezen. Het hof had eerder vonnissen van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 1 februari 2012, 21 augustus 2013 en 7 januari 2015 in aanmerking genomen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door [verzoeker] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof heeft bevestigd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [verzoeker] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek, waarbij de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak en C.H. Sieburgh ook betrokken waren.

Uitspraak

4 mei 2018
Eerste Kamer
17/01356
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Aruba,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. B.J. van Dorp en mr. S. Kousedghi, thans mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[verweerder],
wonende te Aruba,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak A.R. no. 1939 van 2010 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 1 februari 2012, 21 augustus 2013 en 7 januari 2015;
b. het vonnis in de zaak AR 1939/10 Ghis 75954 H-330/15 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 20 december 2016.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 22 maart 2018 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
4 mei 2018.