Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
24 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor meervoudige poging tot doodslag. De verdachte heeft met een vuurwapen kogels afgevuurd op twee achter elkaar wegrijdende auto’s, waarbij de vraag aan de orde is of er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de inzittenden. De Hoge Raad heeft op 24 april 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de advocaat-generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf. De verdediging heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het derde middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelt dat deze termijn is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden met 4 maanden. De uiteindelijke straf wordt vastgesteld op 32 maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.