Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4.Beslissing
23 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte had verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak omdat hij zich had verslapen. De gemachtigde raadsvrouw van de verdachte, mr. K.G.L. Bovens, heeft dit verzoek ingediend, maar het Hof heeft dit verzoek afgewezen. De voorzitter van het Hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting en dat het feit dat hij zich verslapen had, geen geldig excuus was voor zijn afwezigheid.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak benadrukt dat bij de beslissing op een verzoek tot aanhouding een belangenafweging gemaakt moet worden. Dit betreft onder andere het belang van de verdachte om zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen, het belang van de samenleving bij een spoedige berechting, en de organisatie van de rechtspleging. De Hoge Raad constateerde dat het Hof in zijn motivering niet had aangetoond dat het de mogelijkheid tot schorsing van het onderzoek had overwogen, noch dat het een belangenafweging had gemaakt. Hierdoor was de afwijzing van het verzoek tot aanhouding ontoereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de zaak in zijn geheel terugverwezen, zodat het Hof opnieuw kan oordelen over de zaak.