ECLI:NL:HR:2018:622

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
17/01970
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1970, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was veroordeeld voor mishandeling, meermalen gepleegd. De advocaat van de verdachte, A.S.J.H. van den Bronk, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is een belangrijke bevestiging van de toepassing van artikel 80a RO, dat de Hoge Raad de mogelijkheid biedt om cassatieberoepen niet-ontvankelijk te verklaren wanneer er onvoldoende belang is.

Uitspraak

17 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/01970
AJ/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 mei 2016, nummer 20/003244-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.S.J.H. van den Bronk, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 april 2018.