Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
23 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 28 april 2016 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975. De verdachte heeft het beroep ingesteld, waarbij zijn advocaat A.P. Visser uit 's-Gravenhage middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 23 januari 2018 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. De zaak betreft de vraag of de betekening van de inleidende dagvaarding aan een huisgenoot op het GBA-adres van de verdachte correct heeft plaatsgevonden, en welke maatstaf gehanteerd moet worden bij de vervanging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen door taakstraffen.