Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Rosmalen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Green Homes Holding B.V. De zaak betreft de verkoop van onroerende zaken en de vraag of de koper, [eiser], zich kan beroepen op vernietiging van de koopovereenkomst wegens bedrog. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waaruit blijkt dat de koper in eerste instantie niet succesvol was in zijn vordering.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het cassatieberoep van [eiser].
Daarnaast wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Green Homes zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter fungeerde. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.