ECLI:NL:HR:2018:586

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/02106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak belasting van personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 28 maart 2017, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had zich eerder uitgesproken over een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister van Veiligheid en Justitie hebben verweerschriften ingediend. Na beoordeling van de ingediende middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, met medewerking van de raadsheren E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2018.

Uitspraak

13 april 2018
Nr. 17/02106
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 28 maart 2017, nr. 15/00427, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/2997) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister van Veiligheid en Justitie heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018.