Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van betrokkene, die een verzoek om een second opinion had ingediend in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). Het verzoek werd afgewezen op grond van het ontbreken van wettelijke aantekeningen zoals voorgeschreven in artikel 37a van de BOPZ. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Overijssel van 21 juli 2017, waarin het verloop van het geding in feitelijke instantie is uiteengezet. De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend, en de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van betrokkene heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.