ECLI:NL:HR:2018:554

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
17/01361
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door nieuwe vriendin van ex-vriend: niet ontvankelijk cassatieberoep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 februari 2017 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een doodslag in Almere, waarbij hij zijn ex-vriendin zou hebben gewurgd en het lichaam vervolgens heeft verborgen. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat V.C. van der Velde uit Almere. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld kennelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal en op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op 10 april 2018, en het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

10 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/01361
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 februari 2017, nummer 21/007396-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 april 2018.