In deze zaak heeft [X] N.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 21 maart 2017, met nummer AUA2016H00008. Dit beroep betreft een hoger beroep van de inspecteur der belastingen in Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg Aruba, die betrekking had op de aan [X] N.V. opgelegde aanslag grondbelasting voor het tijdvak 2012-2016. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de door belanghebbende voorgestelde middelen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof in stand laat.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 19 januari 2018 openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.