ECLI:NL:HR:2018:503

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
17/00508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuim verzending afschrift oproeping aan raadsman in hoger beroep, afstand van bijstand

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte heeft in hoger beroep geen oproeping ontvangen voor de terechtzitting, wat in strijd is met artikel 51 (oud) Sv, thans artikel 48 Sv. Tijdens de zitting heeft de voorzitter aan de verdachte gevraagd of hij de zaak zonder zijn raadsman wilde behandelen. De verdachte heeft verklaard niet te weten waar de zaak over ging, maar heeft desondanks aangegeven dat hij de zaak zonder bijstand van zijn raadsman wilde laten behandelen. Het Hof heeft geoordeeld dat, ondanks het verzuim, de behandeling van de zaak doorgang kon vinden omdat de verdachte ondubbelzinnig afstand had gedaan van de bijstand van zijn raadsman. De Hoge Raad oordeelt echter dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is, gezien de verklaring van de verdachte dat hij niet weet waar de zaak over gaat. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

3 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/00508
JHO/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 11 november 2016, nummer 22/002949-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv, niet is nageleefd, doordat is verzuimd een oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2016 aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2.
Het proces-verbaal van voormelde terechtzitting houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat de raadsman van de verdachte mr. M.T. de Vaal niet is verschenen. Voorts deelt de voorzitter mede dat mr. De Vaal zich in hoger beroep tijdig als raadsman heeft gesteld, maar dat is nagelaten aan hem een oproeping voor de zitting van heden te sturen.
De voorzitter vraagt aan de verdachte of zijn zaak in hoger beroep zonder bijstand van zijn raadsman kan worden behandeld.
De verdachte deelt daarop mede dat hij niet weet waar de onderhavige strafzaak over gaat.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De verdachte wordt onmiddellijk na het voordragen van de zaak in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Het hof leidt uit zijn verklaring af dat de verdachte de straf te zwaar acht.
De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
Ik zit nu de door de politierechter in deze zaak opgelegde gevangenisstraf uit. U houdt mij voor dat ik momenteel een andere straf uitzit.
Ik zat in een proeftijd van één jaar en ik heb in deze proeftijd mij schuldig gemaakt aan diefstal van een sandwich en twee biertjes, waardoor een eerder aan mij opgelegde voorwaardelijk gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd.
U vraagt mij nogmaals of ik in deze zaak wens te worden bijgestaan door mijn raadsman mr. M.T. de Vaal.
Nee, ik wil dat dat de onderhavige zaak vandaag wordt behandeld zonder bijstand van mijn raadsman."
2.3.
Blijkens het onder 2.2 vermelde proces-verbaal is verzuimd de raadsman van de verdachte een oproeping voor genoemde terechtzitting te sturen, hetgeen met zich brengt dat het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv, niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de raadsman in de weg te staan. Het kennelijke oordeel van het Hof dat niettegenstaande genoemd verzuim de behandeling van de zaak ter terechtzitting doorgang kon vinden omdat de verdachte, na het blijken van dat verzuim, ondubbelzinnig, desbewust en vrijwillig afstand heeft gedaan van de bijstand van zijn raadsman, is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen hetgeen dienaangaande in het proces-verbaal is vermeld waaronder in het bijzonder de verklaring van de verdachte dat hij niet weet waar de zaak over gaat.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing:

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 april 2018.