Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Heerhugowaard,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
30 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de gemeente Heerhugowaard. De zaak betreft de uitleg van een vrijwaringsbeding in het kader van het overeenkomstenrecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de rechtsgang in feitelijke instanties al een lange geschiedenis heeft. De Hoge Raad heeft de klachten die door [eiser] in het cassatieberoep zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.