Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
27 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere beslissing van het Gerechtshof Den Haag, dat de zaak had verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kern van de zaak betreft de vraag of het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gebonden was aan eerdere beslissingen van het Gerechtshof Den Haag met betrekking tot verzoeken tot het horen van getuigen en het verrichten van nader onderzoek. De Hoge Raad stelt voorop dat de artikelen 46b en 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) de mogelijkheid bieden om een zaak ter verdere behandeling te verwijzen naar een ander gerecht, indien dat door de verwijzende rechtbank of het verwijzende hof gewenst wordt geacht. De Hoge Raad verduidelijkt dat na verwijzing het onderzoek opnieuw moet aanvangen en dat het nieuwe gerecht niet gebonden is aan beslissingen van het verwijzende gerecht. Dit betekent dat de opvatting van de verdediging, dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gebonden was aan de eerdere beslissingen van het Gerechtshof Den Haag, geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand blijft.