Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 mei 2016, met nummer RK 14/3512. Het beroep is ingesteld door de klager, die werd bijgestaan door advocaat G. Spong uit Amsterdam. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat betrekking heeft op beslag ex artikel 94a Sv in het kader van gedoogde coffeeshops. Dit is een vervolg op de eerdere uitspraak van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2016:73.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman heeft hierop schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van het Reglement voor de Rechtspraak (RO), geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 27 maart 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.