ECLI:NL:HR:2016:73

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
15/00682
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking van de Rechtbank Den Haag inzake beslag en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 11 november 2014, waarin een klaagschrift is ingediend door de klager met betrekking tot een conservatoir beslag dat op de voet van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering was gelegd. De Rechtbank had geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later aan de klager een geldboete of een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zou opleggen. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat het Openbaar Ministerie in de strafzaak tegen de klager bij een niet-onherroepelijk arrest van het Gerechtshof Den Haag niet-ontvankelijk was verklaard in de strafvervolging. De Hoge Raad oordeelt echter dat de Rechtbank niet had mogen vooruitlopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Den Haag voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

Uitspraak

19 januari 2016
Strafkamer
nr. S 15/00682 B
IC/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 11 november 2014, nummer RK 14/3512, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De raadsman van de klager, mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de klager een geldboete dan wel een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
2.2.
De Rechtbank heeft het namens de klager ingediende klaagschrift strekkende tot opheffing van op de voet van art. 94a Sv gelegde conservatoire beslagen gegrond verklaard en de opheffing van de conservatoire beslagen gelast. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"Nu vaststaat dat zowel de straf- als de ontnemingszaak nog niet definitief zijn geëindigd, dient de rechtbank te beoordelen of het al dan niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klager een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijst de rechtbank naar onderstaande passages uit het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 juli 2014 (...) en het vonnis van deze rechtbank van 8 oktober 2014.
Gerechtshof Den Haag 2 juli 2014:
"(...)
Conclusie
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden tezamen maken dat (voortzetting van) de vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, waaronder rechtszekerheid, evenredigheid, zorgvuldigheid, en het verbod van willekeur om de reden dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de onderhavige vervolging van deze verdachte enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Het openbaar ministerie is daarom niet ontvankelijk."
Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014:
"(...)
Aangezien betrokkene in de hoofdzaak niet is veroordeeld wegens een strafbaar feit, concludeert de rechtbank dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel."
Gezien hetgeen het gerechtshof heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klager een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd. Op deze grond zal de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaren en de daarmee overeenkomende last geven."
2.3.
Met toepassing van de juiste maatstaf bij de beoordeling van een op de voet van art. 94a Sv gelegd beslag heeft de Rechtbank beoordeeld of zich hier het geval voordoet dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de klager een geldboete of een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De Rechtbank heeft dat hoogst onwaarschijnlijk geacht. Aan dit oordeel heeft de Rechtbank in het bijzonder ten grondslag gelegd dat het Openbaar Ministerie in de strafzaak tegen de klager bij, niet-onherroepelijk, arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 juli 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:2211) niet-ontvankelijk is verklaard in de strafvervolging. De Rechtbank had bij haar oordeel evenwel niet mogen vooruitlopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Den Haag, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 januari 2016.