Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wegens de thans bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast dient volgens de advocaat-generaal de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd, inhoudende dat verdachte zich dient te onthouden van contact met aangeefster en haar familie, met bij overtreding van de maatregel telkens toepassing van twee weken vervangende hechtenis.
(...)
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zijn ex-vriendin gedurende enige maanden heeft belaagd. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid en de persoonlijke integriteit van zijn ex-vriendin. Dit heeft een behoorlijke impact gehad op haar leven, alsmede het leven van haar familie en direct omgeving. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte goederen vernield van zijn ex-vriendin.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor genoemde vordering van de advocaat-generaal zou leiden tot een te zware sanctie. Daartoe overweegt het hof dat de advocaat-generaal in de vordering tot uitdrukking lijkt te willen brengen dat verdachte niet gestopt is met zijn gedragingen, waardoor hij thans opnieuw is gedagvaard op verdenking van belaging van zijn ex-vriendin in een andere periode. De verdenking van belaging in laatstbedoelde periode is thans echter niet aan de orde.
Het hof acht het wel van belang om aan verdachte een duidelijk signaal te geven dat hij zich in de toekomst niet aan soortgelijke feiten moet schuldig maken. Mede gelet op de ernst van het feit en de periode waarover zich dat heeft afgespeeld, zal het hof een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De door de politierechter opgelegde straf vindt het hof passend en geboden.
Aan het gedeelte voorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof de bijzondere voorwaarde verbinden dat het verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is om, middellijk of onmiddellijk, op welke wijze ook, contact te leggen of te laten leggen met [betrokkene 1] en/of haar familieleden, behalve als dit contact plaatsvindt in het bijzijn van betrokken instanties in het kader van een eventuele omgangsregeling met de zoon, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Het hof zal deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren. Er moet naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst en de intensiteit van het aan verdachte ten laste gelegde handelen en de verdenking dat verdachte ook na het ten laste gelegde feit is doorgegaan met het belagen van aangeefster, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen."