ECLI:NL:HR:2018:432

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
16/01948
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot gekwalificeerde diefstal (woninginbraak) en de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van een poging tot gekwalificeerde diefstal, in dit geval een woninginbraak. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten met betrekking tot de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. De verdachte en zijn medeverdachten zijn gezamenlijk naar de omgeving van de plaats delict gereden, waarbij de verdachte op de uitkijk stond terwijl zijn medeverdachten probeerden in te breken. De Hoge Raad oordeelt echter dat de omstandigheden niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Het Hof had de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd, wat leidt tot de vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De zaak betreft een poging tot inbraak op 30 januari 2015 in Utrecht, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten zijn aangehouden. De bewijsvoering steunt op getuigenverklaringen en sporenonderzoek, waaronder schoenafdrukken en een bandenspoor. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het Hof heeft de bewezenverklaring in stand gehouden. De Hoge Raad concludeert dat de bewijsvoering niet voldoet aan de eisen voor medeplegen en vernietigt de uitspraak van het Hof, waarbij de zaak opnieuw moet worden behandeld.

Uitspraak

27 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/01948
DAZ/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 maart 2016, nummer 21/002816-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ten aanzien van het handelen "tezamen en in vereniging met anderen" (hierna: het medeplegen) niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 30 januari 2015 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [a-straat] 323 weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan woningcorporatie Portaal en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) zich begeven naar die woning en vervolgens met een (breek)voorwerp heeft/hebben gewrikt in de sluitnaad van de/een (voor)deur van die woning, althans heeft/hebben gewrikt tussen de deur en het kozijn, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voor zover inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 1] , afgelegd op 30 januari 2015, pagina 76 e.v., zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde, Portaal, gemachtigd tot het doen van aangifte van een poging woninginbraak op de [a-straat] 323 te Utrecht. Op 30 januari 2015 hoorde ik van de politie dat er vroeg in de ochtend gepoogd was in te breken op de [a-straat] 323 te Utrecht.
De woning valt onder het beheer van Portaal, omdat er ten tijde van de inbraak niemand ingeschreven stond.
Uit onze administratie is gebleken dat de woning op 22 januari 2015 is bezocht door schoonmaakbedrijf [A] . Van dit schoonmaakbedrijf hebben wij geen bijzonderheden met betrekking tot de woning gekregen. Ik ga er dan ook vanuit dat er toen nog geen schade aan de voordeur zat. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 2] , afgelegd op 30 januari 2015, pagina 78, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2015, omstreeks 04.30 uur, was ik in mijn woning aan de [a-straat] 319 te Utrecht. Dit betreft een flatwoning op de vierde verdieping en is gelegen aan een galerij. Ik hoorde ineens breekgeluiden en voetstappen op de galerij.
Ik zag twee jongens op de galerij staan. Toen de jongens mij zagen renden zij weg. Ik kan de jongens als volgt omschrijven: beiden rond de 20 jaar oud, zwart haar, zwarte kleding met capuchons, één had een lichtkleurige bontkraag. Toen ik op de galerij stond zag ik dat de deur van nummer 323 stuk was. Ik zag dat er van boven naar beneden schade zat aan de deur en het kozijn.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1] , van 30 januari 2015, pagina 81 e.v., zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2015, omstreeks 04.30 uur, was ik belast met de incidentenafhandeling in de stad Utrecht met collega [verbalisant 2] .
Ik hoorde dat onze meldkamer ons verzocht te gaan naar de [a-straat] , waar mogelijk ingebroken zou worden.
Ik hoorde dat de eenheden 4401, 4303 en 4409 ook meereden naar deze melding. Ik hoorde dat dit mogelijk gedaan zou worden door twee mannen met het volgende signalement: donkere jassen en capuchons.
Wij reden de [a-straat] op richting de Furkabaan.
Ik zag dat een voertuig ons tegemoet kwam, een Volkswagen, type Polo, kenteken [AA-00-BB] .
Ik zag dat in dit voertuig een bestuurder en een bijrijder zaten en dat zij donkere jassen droegen.
Hierop keerden wij en reden wij achter dit voertuig aan. Ik bevroeg via ons systeem het kenteken en zag dat de tenaamgestelde betrof:
[betrokkene 3] , geboortedatum: [geboortedatum] 1990.
Wij gaven de bestuurder van het voertuig een stopteken waaraan hij voldeed. Ik zag dat er vier mannen in het voertuig zaten, dat zij licht getint waren en donkere jassen droegen.
Ik hoorde dat de eenheid 4401 portofonisch doorgaf dat zij op de [a-straat] te Utrecht bij de portiek van perceel 319 in gesprek waren met de melder.
Zij gaven door dat de getuige had gezien dat er twee mannen met een breekijzer bij perceel 323 bij de deur aan het wrikken waren.
De getuige had gezien dat deze twee mannen rond de twintig waren, beide donkere jassen met capuchons droegen, waarvan één met een lichtkleurige bontkraag. Tevens gaven zij door dat zij braakschade hadden aangetroffen bij de voordeur van perceel 323.
Ik zag dat achter de bestuurder een man zat met het volgende signalement: begin twintig jaar oud, zwarte jas met capuchon. Ik zag dat achter hem, op de hoedenplank, een lichtkleurige bontkraag lag.
Ik gaf deze bevindingen portofonisch door aan eerdergenoemde eenheden.
Ik heb de overige inzittenden ook om een identiteitsbewijs gevraagd.
Ik zag dat de bijrijder op gaf te zijn: [verdachte] , geboortedatum: [geboortedatum] 1993.
Ik zag dat de man achter de bijrijder op gaf te zijn: [betrokkene 4] , geboortedatum: [geboortedatum] 1996.
Ik zag dat de man achter de bestuurder op gaf te zijn: [betrokkene 5] , geboortedatum: [geboortedatum] 1993.
Ik hoorde dat de eenheid 4409, mijn collega [verbalisant 3] , portofonisch doorgaf dat hij schoensporen in de sneeuw zag op de locatie van de poging van de inbraak. Hij gaf door dat deze schoensporen vanaf het genoemde perceel richting de Jura liepen. Hij gaf door dat zij ophielden bij een leeg parkeervak. Kennelijk waren de verdachten van de poging inbraak vertrokken met een auto.
Ik hoorde dat hij doorgaf dat hij foto's ging maken van de schoensporen en deze via zijn mobiele telefoon ging verzenden naar collega [verbalisant 4] .
Ik zag dat [verbalisant 4] de schoenzolen van de inzittenden vergeleek met de fotoꞌs die hij had ontvangen op zijn mobiele telefoon. Ik hoorde dat hij fotoꞌs had ontvangen van drie verschillende schoenen. Hij zei dat hij had gezien dat de schoenen van de volgende drie mannen, in het vervolg te noemen verdachten, overeen kwamen: [verdachte] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] .
Ik hoorde dat [verbalisant 3] doorgaf dat hij een foto had gemaakt van een bandenspoor in de sneeuw ter hoogte van het parkeervak waar de schoensporen waren opgehouden. Ik hoorde dat [verbalisant 4] zei dat dit bandenspoor overeenkwam.
Wij hebben de verdachten aangehouden.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voor zover inhoudende het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3] , van 30 januari 2015, pagina 101 e.v., zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2015, omstreeks 04.30 uur, hoorde ik dat de centralist van de regionale politiemeldkamer doorgaf dat door een getuige zou zijn gezien dat op dat moment zou worden ingebroken in een woning aan de
[a-straat] 323 te Utrecht.
Ik ging direct ter plaatse.
Ik zag dat er vanaf de portiek waar de woning [a-straat] 323 gelegen is diverse voetstappen te zien waren. Ik zag deze voetstappen duidelijk, aangezien het tot ongeveer 10 minuten voor mijn aankomst had gesneeuwd.
Ik zag dat twee paar voetstappen uit de portiek liepen, rechtsaf de Galapagos in. Van alle genoemde en nog te noemen voetstappen heb ik fotoꞌs gemaakt en deze bij dit proces-verbaal gevoegd als bijlage.
In dit proces-verbaal zal ik deze benoemen als "profiel I t/m IV". Daarbij kan worden opgemerkt dat de gemaakte afdrukken in de sneeuw overeenkomen met de gemaakte afdrukken van de schoenen van de aangehouden verdachten. Deze fotoꞌs van de schoenen van de verdachten zijn door collega [verbalisant 4] gemaakt en ter beschikking aan mij gesteld.
Profiel I komt overeen met profiel VI.
Profiel II komt overeen met profiel V.
Profiel III komt overeen met profiel IV.
De voetstappen welke uit de portiek kwamen betroffen profiel V en VI.
Ik zal de route van deze voetstappen omschrijven: Simplonbaan-Galapagos-Filipijnen-Simplonbaan-Jura.
Ik zag dat dezelfde voetstappen tevens in tegenovergestelde richting liepen. Ik zag duidelijk dat die route eerder gevolgd moet zijn, aangezien er inmiddels weer wat sneeuw op deze voetafdrukken lag.
Ik zag dat zich op de hoek van de Filipijnen met de Seychellen nog een profielpaar bij de eerdergenoemde profielen voegde.
Ik zag dat dit profiel III betrof. Ik zag dat deze gedrieën naar de Jura liepen. Ik zag dat dit zeer recent moet zijn gebeurd, aangezien er op alle voetstappen er omheen hele lichte poedersneeuw te zien was en op de genoemde afdrukken in zijn geheel niet.
Ik zag dat de voetafdrukken liepen naar een leeg parkeervak, gelegen aan de Jura tegenover huisnummer 4. Ik zag dat alle parkeervakken verder bezet waren en er op de omliggende geparkeerde voertuigen een laagje sneeuw lag van ongeveer twee centimeter. Ik zag dat alle voetstappen bij het parkeervak waren verdwenen. Hieruit leidde ik af dat de personen met de genoemde schoenprofielen op de Jura in een voertuig waren gestapt en waren weggereden.
Ook van de bandensporen van het weggereden voertuig nam ik fotoꞌs.
Ik hoorde dat collegaꞌs [verbalisant 5] en [verbalisant 6] bij de woning [a-straat] 323 waren en zagen dat er was gepoogd om de voordeur open te breken. Ik hoorde dat zij het vermoeden hadden dat dit met een rood breekijzer was gepoogd.
Ik liep nogmaals de genoemde route en trachtte vast te stellen waarom de schoenzolen van profiel IV zich vanaf de hoek Seychellen/Filipijnen bij de overige twee voegden. Ik stelde mij daartoe op, op de genoemde hoek. Ik zag dat ik daarvandaan vrij zicht had op het bruggetje wat de verbinding vormt tussen de Seychellen en de Oude Liesboschweg. Dit betreft een snelle aanrijroute voor collegaꞌs vanaf de zijde van Hoograven naar Lunetten. De verdachte met dit schoenprofiel kon de andere verdachten dus tijdig waarschuwen voor eventueel aanrijdende politie. Vanaf de locatie op de Jura waar het voertuig had gestaan, had men goed zicht op de [a-straat] , wat de tweede aanrijroute voor de politie zou zijn naar de locatie van de inbraak.
De fotoꞌs van de schoenprofielen, alsmede een kaart van de gevolgde looproute, zijn bij dit proces-verbaal gevoegd.
Op de kaart met de looproute is de [a-straat] 323 aangeduid met een A, de locatie waar de persoon met schoenprofiel IV zich ophield een B en de locatie waar het voertuig stond met een C.
Bijlagen:
Blz. 103 foto profiel I.
Blz. 104 foto profiel II.
Blz. 105 foto profiel III.
Blz. 106 foto profiel IV.
Blz. 107 foto profiel V.
Blz. 108 foto profiel VI.
Blz. 109 kaart.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 4] , van 30 januari 2015, pagina 90 e.v., zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2015 hoorde ik dat een melding werd uitgegeven dat ingebroken zou worden in een woning op de [a-straat] 323 te Utrecht.
Ik hoorde dat collegaꞌs van de 4402 een voertuig staande hielden.
Ik zag dat het voertuig een Volkswagen Polo betrof voorzien van het kenteken [AA-00-BB] .
Collega [verbalisant 3] , 4409, had ter plaatste bij de genoemde woning in de sneeuw drie verschillende schoensporen aangetroffen.
Collega [verbalisant 3] heeft de fotoꞌs van de door hem aangetroffen schoensporen verstuurd naar mijn diensttelefoon.
Ik heb de fotoꞌs van de schoensporen vergeleken met het profiel van de schoenen die door de verdachten werden gedragen.
Ik zag dat de profielen van [betrokkene 4] , [verdachte] en [betrokkene 5] elk overeen kwamen met één van de schoenafdrukken die door collega [verbalisant 3] waren verzonden.
De fotoꞌs van zowel de schoenafdrukken als van de profielen van de schoen gedragen door de verdachten voeg ik bij dit proces-verbaal van bevindingen.
Bijlagen:
Blz. 92 fotoꞌs schoenen gedragen door verdachte [verdachte] .
Blz. 93 schoenafdruk gevonden op plaats delict.
Blz. 94 fotoꞌs schoenen gedragen door verdachte [betrokkene 4] .
Blz. 95 schoenafdruk gevonden op plaats delict.
Blz. 96 fotoꞌs schoenen gedragen door verdachte [betrokkene 5] .
Blz. 97 schoenafdruk gevonden op plaats delict.
Blz. 98 fotoꞌs aangetroffen bandenspoor in de sneeuw in de omgeving van de plaats delict.
Blz. 99 foto linker voorband Volkswagen Polo bestuurd door verdachte [betrokkene 3] .
Blz. 100 foto rechter voorband Volkswagen Polo bestuurd door verdachte [betrokkene 3] .
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het proces-verbaal sporenonderzoek opgemaakt door [verbalisant 7] , van 27 februari 2015, pagina 181, zakelijk weergegeven:
Op 4 februari 2015 werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot gekwalificeerde diefstal in/uit woning, gepleegd tussen 30 januari 2015 te 04:29 uur en 05:30 uur.
Het onderzoek is verricht in een woning te [a-straat] 323, Utrecht.
Bij dit onderzoek werd door mij op het kozijn van de open gewrikte deur rode verf aangetroffen, afkomstig van een breekijzer. Van dit onderzoek is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Naar aanleiding van bovenstaande poging tot inbraak werden in een personenauto vier verdachten aangehouden. In de auto werden handschoenen aangetroffen waar rode verfschilfers op zichtbaar waren.
Deze handschoenen werden in beslag genomen en overgedragen aan de afdeling sporencoördinatie van de Forensische Opsporing te Utrecht. Het verzoek was de handschoenen te bemonsteren op biologische sporen en de verfsporen veilig te stellen.
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2015031944-1360284.
SIN: AAHK3722NL.
Object: handschoenen.
Aantal: 2.
De bij de poging inbraak aangetroffen verfsporen en de op de handschoen aangetroffen verfsporen zullen voor een vergelijkend onderzoek worden overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, voor zover inhoudende het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 8] , van 16 februari 2015, pagina 183 e.v., zakelijk weergegeven:
Op 16 februari 2015 werd door mij, verbalisant als forensisch onderzoeker, een forensisch onderzoek naar sporen aan onderstaande sporendragers verricht in verband met een vermoedelijke poging tot gekwalificeerde diefstal in/uit woning, gepleegd tussen 30 januari 2015 te 04:29 uur en 05:30 uur.
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2015031944-1360284.
SIN: AAHK3722NL.
Object: handschoenen.
Aantal: 2.
De sporen zijn met de daarvoor bestemde (hulp)middelen en volgens de daarvoor geldende richtlijnen veiliggesteld en gewaarmerkt.
Op het moment van veiligstellen wordt aan deze sporen een S(poor) I(dentificatie) N(ummer) toegekend. In dit proces-verbaal en bij alle vervolgonderzoeken kan naar dit unieke SIN nummer worden verwezen.
In dit proces-verbaal is een lijst met omschrijving van de sporen opgenomen.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Omdat de meeste mensen rechtshandig zijn heb ik de rechter handschoen onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van verf. Ik heb een aantal van die deeltjes veiliggesteld op twee folies en gewaarmerkt met SIN: AAFK1805NL.
Spoornummer: PL0900-2015031944-78630.
SIN: AAFK1805NL.
Relatie met SIN: AAHK3722NL.
Spoor omschrijving: verf.
Wijze veiligstellen: folie.
Plaats veiligstellen: rechter handschoen AAHK3722NL; rode en mogelijk witte verfdeeltjes.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een NFI-rapport vergelijkend verfonderzoek naar aanleiding van woninginbraak in Utrecht op 30 januari 2015, opgemaakt door ir. M.L. Hordijk, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Zaaksgegevens:
Parketnummers: 16/661106-15, 16/661107-15, 16/661105-15.
Politie registratienummer: PL0900-2015031944-51.
Verdachten: [verdachte] , [betrokkene 5] , [betrokkene 4] .
Te onderzoeken materiaal:
SIN: Omschrijving/Plaats veiligstellen:
AAHW6776NL verf/kozijn voordeur
AAFK1805NL verf/rechter handschoen AAHK3 722NL; rode en witte mog. verfdeeltjes.
Vraagstelling:
Komen de op de handschoenen aangetroffen verfresten/verfmonsters overeen met de verfresten/verfmonsters van het kozijn.
Op basis van de verkregen informatie, de vraagstelling en de resultaten van het onderzoek zijn de volgende hypothesen opgesteld:
Hypothese 1:
De witte en rode verven op de rechter handschoen (AAFK1805NL) zijn afkomstig van dezelfde bronnen als de witte en rode verven op het kozijn van de voordeur (AAHW6776NL).
Hypothese 2:
De witte en rode verven op de rechter handschoen (AAFK1805NL) zijn afkomstig van andere bronnen als de witte en rode verven op het kozijn van de voordeur (AAHW6776NL).
Als hypothese 1 waar is worden op de handschoen rode en witte verven verwacht die niet zijn te onderscheiden van de witte en rode verven die voorkomen op het deurkozijn. De informatie dat het deurkozijn met een breekijzer geforceerd is, gecombineerd met de waarneming dat de eigen witte verf van het deurkozijn gemakkelijk afbrokkelt, kan verklaren waarom niet het gehele 5-lagige verfsysteem van het deurkozijn, maar delen daarvan op de handschoen worden aangetroffen. De resultaten van het onderzoek passen daarmee bij hypothese 1.
Als de alternatieve hypothese 2 waar is, moeten de witte verven op de handschoen een andere bron hebben dan de witte verven op het deurkozijn. Er zullen andere wit geverfde objecten zijn, die voorzien zijn van een of meer witte verven die overeen komen met de witte verven uit dit onderzoek. Echter, het aantreffen van dezelfde combinatie van meerdere witte verven en rode verf op het kozijn (AAKW6776NL) én op de handschoen (AAFKI805NL), maakt de kans uiterst klein dat het waargenomen sporenbeeld verklaard kan worden wanneer de onderzochte verven op de rechter handschoen van andere bronnen afkomstig zijn dan van de verven van het betreffende kozijn.
Conclusie:
De resultaten van het vergelijkend verfonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
De verbale term is afkomstig uit een standaard reeks van termen. Deze reeks wordt gebruikt wanneer de onderzoeker geen of onvoldoende getalsmatige gegevens heeft om een numeriek oordeel te kunnen onderbouwen. Om transparantie voor de lezer en uniformiteit tussen verschillende deskundigen te bevorderen heeft het NEI de verbale termen numeriek gedefinieerd. Deze definities worden uitgedrukt in ordegrootten.
Verbale term: Ordegrootte bewijskracht:
Zeer veel waarschijnlijker 10.000 - 1.000.000
De conclusie verwoordt de bewijskracht van de resultaten van de hypothesen.
De conclusie geeft niet de kans weer dat een bepaalde hypothese waar is."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel vast te stellen is dat één van de aangetroffen schoensporen te herleiden is tot verdachte. Voorts is er onvoldoende bewijs aanwezig voor medeplegen. Niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Daarnaast is uit de bewijsmiddelen niet te destilleren dat bij verdachte opzet bestond ten aanzien van zowel het plegen van een inbraak als het hieraan medeplichtig zijn.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Bij en in de omgeving van de plaats delict zijn in de sneeuw een drietal verschillende schoensporen alsmede een bandenspoor aangetroffen. Bij aantreffen van de verdachten - kort na de poging tot inbraak en in de buurt van de plaats delict - is vastgesteld dat deze schoensporen overeenkomen met de schoenprofielen van verdachte en van de medeverdachten [betrokkene 4] en [verdachte] , alsmede dat het aangetroffen bandenspoor overeenkomt met het profiel van de banden van de auto waarin de verdachten zaten.
Gelet op deze combinatie stelt het hof vast dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen sporen afkomstig zijn van verdachten.
Op basis van die sporen kan voorts worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk in een auto naar de directe omgeving van de plaats van het delict zijn gegaan en daar die auto hebben verlaten. [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zijn vervolgens naar het portiek van de galerijwoning, gelegen in een flat aan de [a-straat] 323 te Utrecht gegaan. Vervolgens is vergeefs geprobeerd de voordeur van die woning te forceren. Dat [betrokkene 4] en [betrokkene 5] niet alleen naar het portiek zijn gelopen, maar vervolgens ook op de galerij geprobeerd hebben de voordeur te forceren, leidt het hof af uit het in de auto van verdachten - op de plaats waar [betrokkene 4] zat - aantreffen van handschoenen die sporen van de inbraak vertonen, en het in die auto - achter de plaats waar [betrokkene 5] zat - aantreffen van een lichte bontkraag die onderdeel vormt van het ook overigens passende signalement dat getuige [betrokkene 2] van de inbrekers gaf.
[verdachte] heeft zich begeven naar de hoek Seychellen/Filipijnen, een plek van waaruit hij zicht had op een snelle aanrijroute van de politie van Hooggraven naar Lunetten. Gelet op het tijdstip (rond 4.30 uur ꞌs nachts) waarop verdachte deze positie innam, en het feit dat zijn mede-inzittenden [betrokkene 5] en [betrokkene 4] op dat moment de poging tot inbraak hebben gepleegd, is het hof van oordeel dat [verdachte] op de uitkijk heeft gestaan.
[betrokkene 4] en [betrokkene 5] zijn na de poging tot inbraak teruggelopen naar de auto. Ook [verdachte] is weer naar de auto teruggelopen en ingestapt. Vervolgens zijn verdachten gezamenlijk weggereden. Uit deze uiterlijke verschijningsvorm leidt het hof af dat tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het plegen van een woninginbraak, die vervolgens niet is gelukt. Er was sprake van inwisselbare rollen en een taakverdeling en daarmee van medeplegen van een poging tot inbraak."
2.3.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/44 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
2.4.
Blijkens de hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overwegingen heeft het Hof bij zijn oordeel dat sprake was "van inwisselbare rollen en een taakverdeling en daarmee van medeplegen van een poging tot inbraak" in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk in een auto naar de directe omgeving van de plaats van het delict zijn gegaan, de verdachte vervolgens op de uitkijk is gaan staan terwijl zijn medeverdachten probeerden in te breken en dat de verdachte en zijn medeverdachten daarna gezamenlijk zijn weggereden. Deze door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden zijn echter niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen is het oordeel van het Hof dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de poging tot inbraak, ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 maart 2018.