Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 23 mei 2017 is gedaan in het kader van een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten van Amerika. De opgeëiste persoon, geboren in 1988, heeft tegen deze uitspraak cassatie ingesteld. De advocaat van de opgeëiste persoon, G. Spong, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 20 maart 2018 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak is openbaar gedaan.